VERLICHTING
Richtingsindicatoren gebruiken (p. 143)
Met behulp van de hoofdstraal (p. 142)
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Lichtfuncties aanpassen via de
WAARSCHUWING
middenweergave
Het verlichtingssysteem van de auto kan dat niet
Bepaal wanneer daglicht te zwak is of
voldoende sterk, b.v. In mist en regen, in totaal
situaties.
Verschillende lichtfuncties kunnen worden aangepast en
geactiveerd via het middelste display. Dit geldt
naar actieve hoofdstraal, thuisveilige verlichting en
Benader Light bijvoorbeeld.
Dompelstraal (p. 141)
Voorste mistlampen/bochtenlichten*(p. 145)
Achter mistlamp (p. 146)
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor desur-
ing dat de auto wordt gereden met een balkpat
tern geschikt voor de verkeerssituatie en in
overeenstemming met de toepasselijke verkeersregel-
tions.
1.
AansluitenInstellingenIn het midden van de display
Actieve buiglichten*(p. 144)
Remlichten (p. 146)
bovenaanzicht.
2. Druk op Mijn auto Lichten en verlichting.
Noodremlichten (p. 147)
Hazard Warning Flashers (p. 147)
3.
UitkiezenBuitenlichtenofInterieur
Verlichtingen selecteer vervolgens de functie die
moet worden aangepast.
DUMBWEEL in instrumentenpaneel
Gerelateerde informatie
Verlichtingsregeling (p. 138)
•
•
•
•
•
•
Actieve hoofdstraal (p. 142)
Huisveilige verlichting gebruiken (p. 148)
Nader de lichtduur (p. 148)
Richtingsindicatoren gebruiken (p. 143)
Andere instellingen in de top van het middenweergave
Bekijk (p. 120)
Functieweergave in het middenweergave (p. 110)
•
DUMBWEEL (naar links) voor het aanpassen van de helderheid van de interieur.
Gerelateerde informatie
•
Interieurverlichting (p. 148)
Positielampen (p. 140)
•
•
* Optie/accessoire. 139