Download App

Download our app using application store!

Volvo SUV 2020 Starten en rijden

Beginnen en rijden  
Om het voertuig te starten:  
Het voertuig starten  
WAARSCHUWING  
Het voertuig kan worden gestart met het begin  
Knop in de tunnelconsole wanneer de afstandsbediening  
De sleutel is in het passagierscompartiment.  
1. De De externe sleutel moet zich in het voertuig bevinden.  
Voor voertuigen met passieve start, de sleutel  
moet in het voorste gedeelte van de passagent  
GER -compartiment. Met de optionele sleutel-  
Minder vergrendelings-/ontgrendelingsfunctie*, de sleutel  
kan overal in het voertuig zijn.  
Gebruik nooit meer dan één inlegmat bij een  
Tijd op de vloer van de bestuurder. Indien een ander  
Type vloermat wordt gebruikt, verwijder de  
Originele mat vanaf de vloer van de bestuurder  
Voordat u rijdt. Alle soorten matten moeten  
Wees veilig verankerd in de bevestiging-  
ment punten in de vloer. Zorg ervoor dat de  
vloermat belemmert de beweging niet  
ment van het rempedaal of versneller  
pedaal op welke manier dan ook, omdat dit een  
Serieus veiligheidsrisico.  
2. Druk op en houd het rempedaal ingedrukt1als  
ver mogelijk.  
3. Turn De startknop met de klok mee en los.  
De besturingselie zal automatisch terugkeren naar de  
oorspronkelijke positie.  
Volvo's vloermatten zijn speciaal manu-  
Bepad voor uw voertuig. Ze moeten zijn  
correct beveiligd in de bijlage  
punten in de vloer om ervoor te zorgen dat ze  
kan niet glijden en gevangen raken  
onder de pedalen.  
Start de knop in de tunnelconsole.  
WAARSCHUWING  
Voordat u begint:  
De startmotor zal slingeren tot de motor  
begint of totdat oververhitting bescherming is trig-  
gered.  
Doe je veiligheidsgordel vast.  
Pas de stoel, het stuurwiel en  
spiegels.  
Foutmeldingen  
Zorg ervoor dat u de  
rempedaal.  
Als deVoertuigsleutel niet gevondenBericht is  
Plaats in het instrumentenpaneel weergegeven in het instrumentenpaneel  
de externe sleutel bij de back -uplezer en dan  
doe een nieuwe startpoging.  
De externe sleutel wordt niet fysiek gebruikt om te beginnen  
het ontsteking omdat het voertuig is uitgerust  
met het sleutelloze passieve startsysteem.  
1
Als het voertuig beweegt, is het alleen nodig om de startknop met de klok mee te draaien om de motor te starten.  
382  
* Optie/accessoire.  
 
Beginnen en rijden  
WAARSCHUWING  
NooitVerwijder de externe bedieningssleutel uit  
het voertuig tijdens het rijden of het voertuig is  
worden gesleept.  
Bij het beginnen bij koud weer, de  
Automatische transmissie kan verschuiven bij  
iets hogere motorsnelheden dan nor-  
Mal tot de automatische transmissie  
vloeistof bereikt normaal bedrijfstem-  
peratie.  
WAARSCHUWING  
Verwijder altijd de externe sleutel van  
het passagierscompartiment wanneer u  
verlaat het voertuig en zorg ervoor dat de  
Ontsteking is in de modus0.  
Racet niet meteen op een koude motor  
Na het starten. Dit kan vloeistoffen voorkomen  
van het goed smeren van vitale compo-  
nents in de motor voordat het heeft  
bereikte de juiste operationele temperatuur  
Legaal.  
Locatie van de back -uplezer in de tunnelconsole.  
Plaats de tandwielselector altijd erinPEn  
Breng de parkeerrem aan voordat u vertrekt  
het voertuig. Verlaat het voertuig nooit  
zonder toezicht terwijl de motor wordt gerund-  
En.  
Wanneer de externe toets wordt geplaatst in de  
back -uplezer, zorg ervoor dat geen andere  
voertuigtoetsen, metalen voorwerpen of elektronisch  
Apparaten (bijv. Cellulaire telefoons, tabletten, lap-  
Tops of laders) staan ​​in de back -uplezer.  
Meerdere voertuigsleutels dicht bij elkaar in  
de back-uplezer kan zijn func-  
tionaliteit.  
De motor zou zich moeten stationair maken wanneer de  
Gearselector wordt verplaatst. Nooit versnellen  
at totdat de uitrusting volledig is ingeschakeld.  
Snel versnellen voordat een versnelling is  
goed betrokken kan leiden tot harder  
slijtage van componenten.  
Open de garagedeur altijd volledig en  
Zorg ervoor dat ventilatie erg goed is  
Voordat u de motor in een garage start.  
De uitlaatdampen geproduceerd door de  
Voertuig bevat koolmonoxide,  
dat is onzichtbaar en reukloos maar erg  
giftig.  
Om de transmissieolie te voorkomen  
Selecteer door oververhittingPofNwanneer  
stationair stilleren voor langdurige peri-  
ODS van tijd.  
Als de motor niet heeft gereageerd na 3  
Pogingen- Wacht 3 minuten voor ster-  
een nieuwe poging. Startmogelijkheden  
neemt toe als de startbatterij tijd krijgt  
om te herstellen.  
}}  
383  
Beginnen en rijden  
||  
Het voertuig uitschakelen  
Het voertuig kan worden uitgeschakeld met de  
Start de knop in de tunnelconsole.  
Met een koude start kan de stationaire snelheid  
Siderable hoger dan normaal voor zeker  
Motorypen. Dit wordt gedaan om de emis-  
sions-systeem tot normaal operationele temperatuur  
peratie zo snel mogelijk, welke min-  
Imiseert uitlaatemissies en beschermt de  
omgeving.  
Gerelateerde informatie  
Het stuur instellen (p. 198)  
Start de knop in de tunnelconsole.  
Om het voertuig uit te schakelen:  
Draai de startknop met de klok mee en laat los  
Om het voertuig uit te schakelen. De controle zal  
Keer automatisch terug naar de oorspronkelijke posi-  
tie.  
Als het voertuig rolt:  
Draai met de klok mee en houd de knop vast tot de  
Voertuig schakelt uit.  
Gerelateerde informatie  
Het stuur instellen (p. 198)  
384  
 
Beginnen en rijden  
Ontstekingsmodi  
Modusfuncties  
Modusfuncties  
De ontsteking van het voertuig kan in verschillende worden geplaatst  
modi (niveaus) om verschillende functies te maken  
beschikbaar.  
Om het gebruik van een beperkt aantal func-  
wanneer de motor niet loopt, de igni-  
kan worden geplaatst in een van de drie verschillende niveaus:  
0,IEnII. Deze niveaus worden "igni-  
Modi "in de eigenaarhandleiding.  
0
De kilometerteller, klok en tem-  
perature-meter zijn illumi-  
genateerdA.  
I
Het panoramische dak, kracht  
Windows, 12-volt elektrisch  
aansluiting in de passagierscom-  
deelname, Bluetooth, naviga-  
tie, telefoon, ventilator en wind-  
Schildwissers kunnen worden gebruikt.  
De kracht*stoelen kunnen zijn  
aangepast.  
De elektrische vensters kunnen zijn  
gebruikt.  
De power stoelen kunnen zijn  
aangepast.  
De volgende tabel laat zien welke functies zijn  
Beschikbaar in elke ontstekingsmodus:  
Het middelste display is geactiveerd  
en kan worden gebruiktA.  
De 12-volt elektrische socket*in  
het vrachtcompartiment kan zijn  
gebruikt.  
Het infotainmentsysteem kan  
worden gebruiktA.  
Elektrische stroom zal worden genomen  
Van de batterij in dit ontsteking  
modus.  
In deze modus zijn de functies  
Beschikbaar voor een beperkte tijd en  
Schakel vervolgens automatisch uit.  
II  
De koplampen verlichten.  
Waarschuwing/indicatielampen illumi-  
Nate gedurende 5 seconden.  
Een aantal andere systemen zijn  
geactiveerd. Stoel en  
Verwarming van de achterruit kan alleen  
worden geactiveerd wanneer de motor  
loopt.  
Deze ontstekingsmodus gebruikt veel  
stroom van de batterij en  
moet worden vermeden wanneer  
mogelijk!  
A
Ook geactiveerd wanneer de deur wordt geopend.  
}}  
* Optie/accessoire. 385  
 
Beginnen en rijden  
||  
Keer automatisch terug naar de oorspronkelijke posi-  
tie.  
Gerelateerde informatie  
Ontstekingsmodus selecteren  
De ontsteking van het voertuig kan in verschillende worden geplaatst  
modi (niveaus) om verschillende functies te maken  
beschikbaar.  
Ontstekingsmodus II- Draai de startknop  
met de klok mee en houd het daar voor  
ca. 5 seconden. Laat de knop los,  
die automatisch terugkeert naar de oorsprong  
nal positie.  
Het stuur instellen (p. 198)  
Een ontstekingsmodus selecteren  
Terug naar ontstekingsmodus 0- om terug te keren naar  
ontstekingsmodus0van modiIEnII, draai  
De startknop met de klok mee en los deze los.  
De besturingselie zal automatisch terugkeren naar de  
oorspronkelijke positie.  
Gerelateerde informatie  
Start de knop in de tunnelconsole.  
Het stuur instellen (p. 198)  
Ontstekingsmodus 0- Ontgrendel het voertuig en  
Houd de externe sleutel in de passagier  
compartiment.  
Om het niveau in te stellenIofII zonderMotorstart -  
DoennietDruk op het rempedaal (of koppeling  
pedaal voor voertuigen met handmatige transmis-  
sion) Bij het selecteren van deze ontstekingsmodus.  
Ontstekingsmodus i- Draai de startknop  
met de klok mee en laat het los. De controle zal  
386  
 
Beginnen en rijden  
Remfuncties  
Remmen  
Antiblokkeerremmen  
Het voertuig is uitgerust met een antiblokkering  
Remsysteem (ABS2), wat helpt voorkomen  
de wielen van vergrendelen en helpen bij te houden  
Stuurbesturing bij het remmen. Trillingen kunnen  
worden gevoeld uit het rempedaal wanneer ABS is  
werken, wat normaal is.  
De remmen van het voertuig worden gebruikt om te verminderen  
snelheid of voorkomen dat het voertuig rolt.  
Naast de wielremmen en parkeren  
remmen, het voertuig is ook uitgerust met een  
Aantal automatische remassistentfuncties.  
Deze systemen bieden hulp door b.v. de  
Driver hoeft het rempedaal niet te drukken  
bij een verkeerslicht, bij het opstarten van een heuvel of  
Bij het rijden van een heuvel.  
Het rempedaal wordt gebruikt om het voertuig aan te brengen  
Regelmatige remmen, die deel uitmaken van de rem  
systeem.  
Het voertuig is uitgerust met twee remcir-  
cabs. Als een remcircuit beschadigd is, is de  
rempedaal gaat verder naar beneden wanneer  
depressief. Er zal dan meer druk zijn  
vereist van de bestuurder voor normaal remmen  
effect.  
Nadat het voertuig is gestart, een korte test van de  
ABS -systeem wordt automatisch uitgevoerd wanneer  
De bestuurder brengt het rempedaal vrij. Een addi-  
tionale automatische test van het systeem kan zijn  
uitgevoerd wanneer het voertuig reist op een  
lage snelheid. Tijdens de test, het rempedaal  
kan het gevoel hebben dat het pulserend is.  
Afhankelijk van hoe het voertuig is uitgerust,  
De volgende remassistentfuncties kunnen zijn  
Inbegrepen:  
De druk van de bestuurder op het rempedaal is  
versterkt door een krachtremfunctie.  
Auto-hold remfunctie bij stilstand  
(Auto Hold)  
WAARSCHUWING  
Power Rem functioneert alleen als de motor  
loopt.  
Hill Start Assist (Hill Start Assist)  
Remassistent na een botsing  
Stadveiligheid  
Als het rempedaal wordt gebruikt wanneer de motor is  
uitgeschakeld, zal het pedaal stijver dan normaal aanvoelen  
en een grotere druk moet worden uitgeoefend op rem  
het voertuig.  
Hill Descent Control (Hill Descent  
Controle)*  
Gerelateerde informatie  
In zeer heuvelachtige gebieden of bij het rijden met een zware  
lading, motorremmen in handmatig versnelling moet zijn  
gebruikt om de remmen te vergroten. Motorremmen is  
het meest effectief als dezelfde uitrusting beide wordt gebruikt  
bergopwaarts en bergafwaarts. Gebruik de off -road*drijfveer  
Modus om het motorkapeffect te vergroten  
Bij het rijden op steile downgrades op laag  
snelheden.  
Stadveiligheid(p. 316)  
}}  
* Optie/accessoire. 387  
 
Beginnen en rijden  
||  
Symbolen in het instrumentenpaneel  
Remassistent -systeem  
WAARSCHUWING  
Het remverbeteringssysteem, (bas3), helpt  
Verhoog de remkracht en kan daardoor  
Remafstand verminderen.  
Symbool betekenis  
Als de waarschuwingssymbolen voor beide remfout  
en ABS -fout zijn tegelijkertijd aangestoken, daar  
kan een fout zijn in het remsysteem.  
Controleer het remvloeistofniveau. Als de  
Niveau is laag, vul remvloeistof en  
Controleer om de reden te bepalen  
Het systeem bewaakt de remhab van de bestuurder  
zijn en verhoogt de remkracht wanneer  
Sary. Remkracht kan worden verhoogd tot de  
punt waarop de ABS tussenkomt. De func-  
Tie wordt gedeactiveerd wanneer druk op de rem  
Pedaal is verminderd.  
Als het niveau van het remvloeistof reservoirniveau nor-  
Mal wanneer dit gebeurt, rijd er voorzichtig mee  
de dichtstbijzijnde workshop om de  
Remsysteem gecontroleerd - een geautoriseerde  
Volvo Workshop wordt aanbevolen.  
voor het verlies van remvloeistof.  
A
Als de remvloeistof onder de  
MinNiveau in het remvloeistofreservoir,  
het voertuig mag pas worden aangedreven  
De remvloeistof is gevuld. De rea-  
zoon voor het verlies van remvloeistof moet zijn  
gecontroleerd.  
B
Wanneer BAS wordt geactiveerd, is het rempedaal  
zal iets meer dan normaal naar beneden gaan.  
Houd (houd) het rempedaal zo lang vast  
indien nodig.  
Gestage gloed gedurende 2 seconden daarna  
De motor is gestart: automatisch  
Functiecontrole.  
Gestage gloed voor meer dan 2  
Wanneer het rempedaal wordt vrijgegeven, zijn alle brak-  
ing stopt.  
Gerelateerde informatie  
A
seconden: Fout in de ABS-syst  
Tem. De normale rem van het voertuig  
systeem werkt nog steeds, maar met-  
uit de ABS -functie.  
Gerelateerde informatie  
B
A
In Canada.  
In de VS.  
B
Remlichten (p. 161)  
2
Antiblokkeerremsysteem  
Remassistent -systeem  
3
388  
 
Beginnen en rijden  
Remmen op natte wegen  
Remmen op gezouten wegen  
Onderhoud van het remsysteem  
Controleer regelmatig het remsysteem  
nents voor slijtage.  
Langdurig rijden in zware regen  
ing kan ertoe leiden dat het remmen enigszins is  
vertraagd de eerste keer dat de remmen worden toegepast.  
Dit kan ook optreden na het wassen van het voertuig.  
Het zal dan nodig zijn om grotere presentatie toe te passen  
zeker van het rempedaal. U zou daarom moeten  
Houd een grotere afstand tot het voertuig  
vooruit.  
Bij het rijden op gezouten wegen, een laag zout  
kan zich vormen op de remschijven en remblokken.  
Dit kan de stopafstand vergroten. Voornaamst-  
tain een extra grote veiligheidsafstand tot de voertuig  
Cle vooruit. Zorg ervoor dat u ook:  
Om het voertuig zo veilig en betrouwbaar te houden als  
Volg het Volvo -serviceschema mogelijk  
gespecificeerd in de garantie en onderhoud  
Records informatieboekje. Na vervanging  
remblokken en remschijven, het remeffect is  
niet aangepast totdat ze "ingebroken" zijn door driv-  
ing een paar honderd kilometer (mijlen). Samen-  
Pensaat voor het verminderde remeffect door  
grotere druk uitoefenen op het rempedaal.  
Volvo beveelt alleen aan om remblokken te gebruiken  
goedgekeurd voor uw Volvo.  
Breng de remmen van tijd tot tijd aan om te helpen  
Verwijder zout. Zorg ervoor dat remmen dat niet doet  
vorm een ​​risico voor andere weggebruikers.  
Breng de remmen stevig aan na het wassen van de  
voertuig of rijden op natte wegen. Dit helpt  
Warm de remschijven op, waardoor ze kunnen drogen  
sneller en beschermt ze tegen cor-  
Rosion. Overweeg de huidige verkeerssituatie  
Bij het remmen.  
Breng de remmen voorzichtig aan wanneer u dat hebt gedaan  
klaar met rijden en voordat je weer rijdt.  
Gerelateerde informatie  
Gerelateerde informatie  
De componenten van het remsysteem zouden moeten zijn  
regelmatig gecontroleerd op slijtage.  
Neem contact op met een workshop voor advies over hoe  
doe dit of laat een workshop de  
Inspectie - Een geautoriseerde Volvo -workshop  
wordt aanbevolen.  
Gerelateerde informatie  
389  
 
Beginnen en rijden  
Parkeerrem  
De parkeerrem helpt het voertuig te houden  
tionair door mechanisch twee wielen te vergrendelen.  
Gerelateerde informatie  
Het activeren en deactiveren van de  
parkeerrem  
Gebruik de parkeerrem om de voertuig te behouden  
Cle stationair wanneer het wordt geparkeerd.  
De parkeerrem activeren  
De parkeerremcontroles bevinden zich in de tunnel  
console tussen de stoelen.  
Wanneer de elektrische parkeerrem wordt  
toegepast, een zwak geluid is te horen van de  
Brake's elektrische motor. Dit geluid kan ook zijn  
gehoord tijdens de automatische functiecontrole van  
De parkeerrem.  
1. Trek de controle op.  
> De symbool in het instrumentenpaneel zal  
Illumineren wanneer de parkeerrem is  
geactiveerd.  
Als het voertuig stationair is tijdens het parkeren  
rem wordt geactiveerd, het wordt alleen toegepast op de  
achterwielen. Als het wordt geactiveerd terwijl het voertuig  
is beweegt, de normale remmen worden gebruikt  
Alle vier de wielen. Remmen worden overgebracht naar  
alleen de achterwielen wanneer het voertuig is  
bijna gestopt.  
2. Maken Natuurlijk is het voertuig stationair.  
390  
 
Beginnen en rijden  
2. Druk op de controle.  
Symbool in het instrumentenpaneel  
Noodremmen  
In een noodgeval kan de parkeerrem zijn  
geactiveerd wanneer het voertuig beweegt door trek-  
ing en houden de controle omhoog. Het remmen  
Proces wordt geannuleerd wanneer de besturingselement is  
vrijgegeven of als het versnellerpedaal is  
depressief.  
> De Parkeerrem komt uit en de  
Symbool in het instrumentenpaneel zal gaan  
uit.  
Symbool betekenis  
Het symbool zal worden verlicht  
Wanneer de parkeerrem acti- is  
Vated.  
Automatisch deactiveren  
1. Start het voertuig.  
Een knipperend symbool geeft dat aan  
Er is een fout gedetecteerd. Lezen  
het bericht in het instrument  
paneel.  
A
2. Deprimeren Het rempedaal stevig. Verplaats de  
versnellingskeuzeDofRen druk op de  
Accelerator -pedaal.  
In geval van noodremmen op high  
snelheden, een signaal klinkt tijdens de rem  
procedure.  
> De Parkeerrem komt uit en de  
Symbool in het instrumentenpaneel zal gaan  
uit.  
B
A
Canadese modellen.  
Amerikaanse modellen.  
De parkeerrem deactiveren  
B
Automatische activering  
De parkeerrem wordt automatisch toegepast  
Om automatische deactivering mogelijk te zijn,  
de veiligheidsgordel van de bestuurder moet worden geknikt of  
Het bestuurdersportier is gesloten.  
Wanneer het contact is uitgeschakeld en de  
instelling voor het automatisch activeren van de  
Parkeerrem wordt geactiveerd in het midden  
weergave.  
Gerelateerde informatie  
Wanneer de versnellingskeuze wordt verplaatstPop een  
steile heuvel.  
Als de auto-hold rem (automatische rem op  
Standstill) functie is geactiveerd en  
Het voertuig is stilstaan ​​voor een  
langdurige periode (5-10  
notulen).  
Handmatig deactiveren  
1. Depressief Het rempedaal stevig.  
Het voertuig is uitgeschakeld.  
De bestuurder heeft het voertuig verlaten.  
391  
Beginnen en rijden  
Instellingen voor automatisch  
De parkeerrem activeren  
Kies of de parkeerrem zou moeten zijn  
automatisch geactiveerd wanneer het voertuig is  
uitgeschakeld.  
Parkeren op een heuvel  
Gebruik altijd de parkeerrem tijdens het parkeren  
op een heuvel.  
Parkeerremstoring  
Als u niet in staat bent om de  
Parkeerrem na verschillende pogingen, neem contact op met  
Een geautoriseerde Volvo -workshop.  
Een hoorbaar waarschuwingssignaal klinkt als het park-  
ing rem wordt geactiveerd terwijl het voertuig dat is  
worden gedreven.  
WAARSCHUWING  
Breng altijd de parkeerrem aan wanneer het park-  
ing een helling. Een versnelling selecteren of put-  
de automatische transmissie inPkunnen  
niet voldoende zijn om het voertuig te houden  
in alle situaties.  
Om deze instelling te wijzigen:  
1.  
KraanInstellingenin de bovenkant van het middenweergave  
Als het voertuig moet worden geparkeerd vóór het probleem  
LEM is verholpen, draai de wielen als wanneer het park-  
ing een helling en zet de versnellingsselector erin  
P.  
weergave.  
2. Tik Mijn auto Parkeerrem en  
Oponthouden selecteer of deselecteer de  
Auto Activeer parkeerremfunctie.  
Als het voertuig bergop wijst:  
Draai de voorwielen zodat ze wijzen  
Laag oplaadniveau  
Gerelateerde informatie  
weg vande stoeprand.  
Als het ladingsniveau van de batterij te laag is, zal het dat niet doen  
mogelijk zijn om het park-  
ing rem. Sluit een hulpbatterij aan op de  
Voertuig als de batterij wordt ontslagen.  
Als het voertuig naar beneden wijst:  
Draai de voorwielen zodat ze wijzen  
in de richting vande stoeprand.  
Remblokken vervangen  
Zware lading bergop  
Vanwege het ontwerp van de elektrische parkeergelegenheid  
rem, de achterremblokken moeten worden vervangen  
door een workshop. Een geautoriseerde Volvo -workshop  
wordt aanbevolen.  
Zware ladingen, zoals een trailer, kunnen de  
Voertuig om naar achteren te rollen tijdens het parkeren  
Brake wordt automatisch vrijgegeven op steile bergopwaarts  
gradiënten. Trek de controle om dit te voorkomen  
omhoog terwijl u wegrijdt. Uitgave  
de controle wanneer het voertuig grip krijgt.  
Gerelateerde informatie  
392  
 
Beginnen en rijden  
Symbolen in het instrumentenpaneel  
Gerelateerde informatie  
Auto-hold brakes  
Met de auto-hold remfunctie, het stuurprogramma  
kan het rempedaal en de remmen loslaten  
blijft bijvoorbeeld toegepast wanneer de  
voertuig is gestopt bij een verkeerslicht of inter-  
Sectie.  
Wanneer het voertuig stopt, zijn de remmen acti-  
automatisch gevateerd. De functie kan gebruiken  
Ofwel de normale remmen of de parkeerremmen  
Om het voertuig stationair te houden en werkt  
platte oppervlakken of heuvels. Als de bestuurder plaats heeft  
riem vastgemaakt of als het bestuurdersportaal gesloten is,  
de remmen zullen automatisch loskomen wanneer  
Het voertuig begint te rijden.  
Symbool betekenis  
Een knipperend symbool geeft dat aan  
Er is een fout gedetecteerd. Zien  
het bericht in het instrument  
Start batterij (p. 585)  
Volvo's Service Program (p. 568)  
paneel.  
A
B
Fout in het remsysteem. Zien  
het bericht in het instrument  
paneel.  
Bij het remmen tot een stop op een bergop of  
Downhill -gradiënt, depressief het rempedaal  
met iets meer kracht dan normaal eerder  
vrijgeven om ervoor te zorgen dat het voertuig dat niet kan  
beweeg helemaal niet.  
A
B
De parkeerrem is geactiveerd als  
Informatiebericht in het  
instrumentenpaneel.  
Het voertuig is uitgeschakeld  
Het bestuurdersportier is geopend  
De veiligheidsgordel van de bestuurder is verwijderd  
A
Canadese modellen.  
het voertuig is stilstaan ​​voor een pro-  
Verlange periode van tijd (5-10 minuten)  
B
Amerikaanse modellen.  
}}  
393  
 
Beginnen en rijden  
||  
De functie blijft uitgeschakeld totdat deze opnieuw is  
geteisterd.  
Symbolen in het instrumentenpaneel  
Auto-  
Houd stil  
De auto-hold remfunctie bij stilstand is  
geactiveerd met de knop in de tunnel  
enige.  
Symbool betekenis  
Wanneer de auto-hold wordt uitgeschakeld, start Hill  
Assist (HSA) blijft actief om te helpen  
Voorkom dat het voertuig achteruit rolt  
Bij het opstarten van een heuvel.  
Dit symbool belicht wanneer het  
Functie gebruikt de normale  
remmen om het voertuig te houden  
tionair.  
Gerelateerde informatie  
Dit symbool belicht wanneer het  
Functie is het gebruik van de parkeergelegenheid  
rem om het voertuigstation-  
En.  
A
B
Druk op de knop in de tunnelconsole naar  
de functie activeren of deactiveren.  
A
Canadese modellen.  
Amerikaanse modellen.  
B
> De indicatielampje in de knop zal ziek zijn  
Minaat wanneer de functie is geactiveerd.  
De functie blijft de volgende  
tijd dat het voertuig wordt gestart.  
Gerelateerde informatie  
Bij het afsluiten  
Als de functie actief is en vasthoudt  
het voertuig stationair met behulp van de nor-  
mal remmen (een symbool verlicht in de  
instrumentenpaneel), het rempedaal  
moet depressief zijn tijdens het drukken op de knop  
Om auto-hold te deactiveren.  
394  
 
Beginnen en rijden  
Hill Start Assist  
Remassistent na een botsing  
Overdragen  
De functie om te helpen bij het starten van het  
Voertuig op hellingen (HSA4) helpt de  
Voertuig van achteruit rollen tijdens het starten  
op een zware gradiënt. Bij het steunen van een heuvel,  
HSA helpt voorkomen dat het voertuig rolt  
vooruit.  
De functie behoudt druk van de rem  
Pedaal enkele seconden in het remsysteem  
Nadat het rempedaal is vrijgegeven.  
In een botsing waarin het activeringsniveau is  
bereikte de spanning van de pyrotechnische veiligheidsgordel-  
ers of airbags, of als een botsing met een grote ani-  
Mal wordt gedetecteerd, de remmen van het voertuig zullen zijn  
automatisch geactiveerd. Deze functie is  
bedoeld om de effecten te voorkomen of te verminderen  
van elke daaropvolgende botsing.  
Na een ernstige botsing is het misschien niet meer  
mogelijk om het voertuig te besturen en te sturen. In  
opdracht om een ​​mogelijke verder te vermijden of te verminderen  
botsing met een voertuig of een object in de voertuig  
CLE's pad, het remassistentsysteem is geactiveerd  
automatisch om het voertuig veilig te stoppen.  
De transmissie maakt deel uit van de aandrijving van het voertuig  
Lijn (stroomoverdracht) tussen de motor  
en de aandrijfwielen. De functie van de  
Transmissie is om van versnelling te veranderen, afhankelijk  
op snelheid en vermogensbehoeften.  
Het voertuig heeft een 8-versnellingen automatische trans-  
missie. Het aantal versnellingen staat het toe  
Motor's koppel en vermogensband om effec-  
tivelus gebruikt. Twee van de versnellingen zijn overdrive  
Gears die brandstof besparen tijdens het rijden op een constante  
Motorsnelheid. Handmatig verschuiven is ook mogelijk.  
Het instrumentenpaneel toont het versnelling momenteel  
in gebruik.  
Dit tijdelijke remeffect wordt daarna vrijgegeven  
een paar seconden of wanneer de bestuurder begint  
ing.  
Hill Start Assist is beschikbaar, zelfs wanneer de  
Auto-hold remfunctie is uitgeschakeld.  
Als remmen niet geschikt is, b.v. Als er een  
Risico om te worden getroffen door het passeren van verkeer, de bestuurder  
kan het systeem overschrijven door de  
Accelerator -pedaal.  
Gerelateerde informatie  
Gerelateerde informatie  
Deze functie veronderstelt dat het remsysteem  
is intact na een botsing.  
Gerelateerde informatie  
Waarschuwing voor de achterste botsing*(p. 330)  
Blis*(p. 331)  
4
Hill Start Assist  
* Optie/accessoire. 395  
 
Beginnen en rijden  
Automatische transmissie  
Symbolen in het instrumentenpaneel  
Als er een probleem zou optreden bij de transmis-  
sion, een symbool en een bericht verschijnen erin  
het instrumentenpaneel.  
In voertuigen met een automatische transmissie,  
Het systeem selecteert de versnelling zodat rijden  
zal zo energiezuinig mogelijk zijn. De  
Transmissie heeft ook een handmatige modus.  
De transmissie is beschikbaar in verschillende ver  
sions. De tandwielselector geeft aan welke trans-  
Missie die het voertuig heeft. De verschillende versnelling  
Selectors hebben verschillende functies.  
Symbool betekenis  
Informatie en berichten rela-  
ted naar de transmissie. Volgen  
de gegeven aanbevelingen.  
Hot of oververhitte transmissie.  
Volg de aanbevelingen  
mits.  
Overzicht van kleine versnellingskeuze en versnellingsschakelen Pat-  
stern in het instrumentenpaneel  
Het instrumentenpaneel laat zien welke versnelling  
Rent in gebruik:  
Verminderde prestaties/Versnellen-  
Eratieprestaties verminderd  
P,R,N,DofM. Voor voertuigen met de kleine  
versnellingskeuze,Ppositie is elektrisch en de  
versnellingspatroon is in plaats daarvanR,N,DofM.  
In het geval van een tijdelijke fout  
In de aandrijflijn kan het voertuig  
Ga naar een "slap thuis" -modus met  
Verminderd vermogen om te helpen  
Vermijd schade aan de aandrijflijn.  
Voor handmatig verschuiven, de versnellingsindicator in de  
instrumentenpaneel geeft het versnelling momenteel weer  
worden gebruikt.  
Overzicht van grote versnellingskeuze en versnellingspatroonpatroon  
in het instrumentenpaneel  
Gerelateerde informatie  
Controleer de bedrijfstemperatuur van de  
verzending om schade aan alle schade te voorkomen  
van de aandrijfsysteemcomponenten. Als er is  
Een risico op oververhitting, een waarschuwingssymbool zal  
verschijnen in het instrumentenpaneel en een tekst  
bericht wordt weergegeven. Volg de rec-  
ommendaties gegeven.  
396  
* Optie/accessoire.  
 
Beginnen en rijden  
Om naar een andere versnelling te gaan vanuit het park, de rem  
pedaal moet depressief zijn en het ontsteking in  
modusII. Voor voertuigen met de kleine versnelling  
Kiezer, de motor moet actief zijn.  
Versnellingskeuzeposities voor  
Automatische transmissies  
Met een automatische transmissie, een geschikte  
versnelling is automatisch geselecteerd volgens  
Huidige snelheids- en stroomvereisten.  
Tijdens het parkeren - Breng de parkeerrem aan  
Voordat u naar het park gaat.  
Tandwielen selecteren  
De tandwielselector is een schakel-voor-wire selector,  
waar het schakelen elektronisch wordt gedaan in plaats van  
mechanisch. Dit maakt het verschuiven eenvoudiger en  
De versnellingsposities zijn duidelijker.  
WAARSCHUWING  
Breng altijd de parkeerrem aan wanneer het park-  
ing een helling. Een versnelling selecteren of put-  
de automatische transmissie inPkunnen  
niet voldoende zijn om het voertuig te houden  
in alle situaties.  
Kleine versnellingskeuze en versnellingskeuzeposities over-  
weergave.  
Voor de kleine versnellingskeuze, wissel van versnellingsposi-  
door het duwen van de veerbelaste tandwiel SELEC-  
tor naar voren of naar achteren, of op de zijkant voor  
Handmatig verschuiven.  
De versnellingskeuze moet in positie zijnPin  
Bestel het voertuig te vergrendelen en het alarm in te stellen.  
Versnellingskeuzeposities  
Park -P  
Voor de Small Gear Selector is Park geactiveerd  
gebruik van dePknop naast de versnellingskeuze.  
Voor de grote versnellingskeuze is het park geactiveerd  
door de versnellingskeuze naar positie te verplaatsenP.  
Grote versnellingskeuze en versnellingskeuzeposities over-  
weergave.  
Voor de grote versnellingskeuze, wissel SELEC-  
Tor-positie door op de tandwielselector te drukken voor-  
afdeling of achterwaarts, of links voor handleiding  
verschuiven.  
InPmodus, de transmissie is mechanisch  
vergrendeld.  
UitkiezenPWanneer het voertuig geparkeerd wordt of wanneer  
De motor starten. Het voertuig moet sta-  
tionair wanneer park is geselecteerd.  
}}  
397  
 
Beginnen en rijden  
Helpfuncties5  
||  
kleine versnellingskeuze, de motor moet worden uitgevoerd-  
En.  
Huuruitrusting wordt weergegeven in het instrument  
paneel.  
Voor voertuigen met de kleine versnellingskeuze, de  
Systeem zal verschuiven naarPautomatisch  
Ddrive -modus  
Duw de tandwielselector naar voren naar voren+  
Dis de normale rij -versnellingspositie. De  
Verzend verschuift automatisch omhoog of omlaag  
afhankelijk van versnelling en snelheid.  
(plus) en loslaten om één versnelling te verplaatsen.  
Als de ontsteking is uitgeschakeldDofR  
is geselecteerd.  
Trek de tandwielselector naar achteren naar toe–  
(min) en loslaten om er een te verplaatsen  
versnelling.  
Als de bestuurder de veiligheidsgordel losbreekt en  
Opent het bestuurderspatroon terwijl het voertuig dat is  
Rennen met de tandwielselector in een versnelling  
anders danP.  
Het voertuig moet stationair zijn wanneer de versnelling  
selector is verplaatst vanRnaarD.  
Duw de tandwielselector naar de zijkant naar de  
eindpositie bijDom terug te keren naarDmodus.  
Handmatige verschuivende modus -M  
Om een ​​voertuig te parkeren met een ongebogen veiligheidsgordel  
and open door – endPmodus door te verschuiven naarR  
ofDopnieuw.  
Het systeem zal niet automatisch verschuiven naarPals  
Het ontsteking is uitgeschakeld terwijl de versnelling  
Selector bevindt zich in de neutrale positie (N). Dit is om  
het mogelijk maken om het voertuig in een  
Automatische carwash waarin het voertuig is  
naar voren getrokken op rollende wielen.  
Achteruit -R  
UitkiezenRbij het back -up. Het voertuig moet  
stationair zijn wanneer reverse is geselecteerd.  
Overzicht van het versnellingspatroon in het instrument  
Paneel voor grote versnellingsbak.  
Overzicht van het versnellingspatroon in het instrument  
Paneel voor kleine versnellingskeuze.  
Neutraal -N  
Handmatige verschuivingsmodus kan worden geselecteerd bij elke  
tijd tijdens een rit. Motorremmen zullen optreden  
Wanneer het gaspedaal wordt vrijgegeven.  
Handmatige verschuivingsmodus kan worden geselecteerd bij elke  
tijd tijdens een rit. Motorremmen zullen optreden  
Wanneer het gaspedaal wordt vrijgegeven.  
Er is geen versnelling geselecteerd en de motor kan zijn  
begon. Breng de parkeerrem aan als het voertuig  
is stationair met de versnellingskeuze inN.  
Selecteer de handmatige verschuivingsmodus door de  
versnellingskeuze zijwaarts vanDnaar±. De cur-  
Selecteer de handmatige verschuivingsmodus door de  
versnellingskeuze naar achteren vanaf deDpositie.  
Om de tandwielselector van te verplaatsenNaan een ander  
versnelling, het rempedaal moet depressief zijn en  
het ontsteking in de modusII. Voor voertuigen met de  
5
Is niet van toepassing op voertuigen met de grote versnellingskeuze.  
398  
Beginnen en rijden  
De momenteel geselecteerde versnelling wordt weergegeven in  
het instrumentenpaneel.  
Met behulp van de stuurwielpeddels*  
om te verschuiven  
De stuurwielpeddels zijn een supplement  
naar de versnellingskeuze en het mogelijk maken  
Schakel handmatig zonder uw handen te verwijderen  
van het stuurwiel.  
Duw de tandwielselector naar rechts naar  
"+"(Plus) en release om één versnelling te verplaatsen.  
Duw de tandwielselector naar links in de richting van  
""(Minus) en loslaten om er een te verplaatsen  
versnelling.  
Duw de tandwielselector naar achteren om terug te keren  
naarDmodus.  
Voor soepele verschuiving en motorprestaties,  
De transmissie zal automatisch naar beneden verschuiven  
Als de snelheid van het voertuig te laag wordt voor de  
Geselecteerde versnelling.  
Instrumentenpaneel bij het verplaatsen van versnellingen met behulp van besturing  
Wielpeddels, grote tandwielselector.  
Gerelateerde informatie  
"-": Schakel één versnelling naar beneden.  
"+": Schakel één versnelling op.  
De stuurwielpeddels activeren  
Om met versnelling te verschuiven met behulp van de peddels, ze  
moet eerst worden geactiveerd:  
Trek een van de peddels naar de stuur-  
ing wiel.  
Instrumentenpaneel bij het verplaatsen van versnellingen met behulp van besturing  
Wielpeddels, kleine versnellingskeuze.  
> A nummer in het instrumentenpaneel indi-  
Cates De huidige uitrusting die wordt gebruikt.  
}}  
* Optie/accessoire. 399  
 
Beginnen en rijden  
||In verschuivingsmodusM, de peddels zijn automatisch  
In versnellingspositieM, de peddels zullen niet activeren  
vate automatisch.  
Wijziging  
Om één versnelling te verplaatsen:  
geactiveerd.  
Trek een van de peddels naar de stuur-  
ing wiel en vervolgens los.  
Gerelateerde informatie  
Zolang het motortoerental (RPM) binnen is  
het toegestane bereik voor de geselecteerde versnelling, a  
versnellingsschakel zal plaatsvinden telkens wanneer een peddel is  
getrokken. Na elke versnellingsbak is een getal aangegeven  
ing de huidige versnelling wordt weergegeven in de  
instrumentenpaneel.  
Start/stop uitschakelen  
Handmatige deactivering in versnellingDEnM  
Deactiveer de peddels door rechts te trekken  
peddel (+) richting het stuurwiel en  
Houd het vast tot het nummer van de stroom  
versnelling wordt niet langer weergegeven in de instru  
mentpaneel.  
Instrumentenpaneel wanneer de peddels worden geactiveerd  
verschuiven in de handmatige modus, grote versnellingskeuze.  
> De Transmissie keert terug naar versnelling  
selectorpositieD.  
Op voertuigen met de grote versnellingskeuze, de  
Functie kan alleen worden uitgeschakeld in versnelling  
selectorpositieD.  
Automatische deactivering  
In versnellingspositieD, de stuurwielpeddels  
worden na een korte periode gedeactiveerd als  
Ze worden niet gebruikt. Het nummer van de stroom  
versnelling zal niet langer worden weergegeven in de instru  
mentpaneel. Als het remmen van het motoren momenteel is  
worden gebruikt, blijven de peddels actief  
totdat het remmen van de motor stopt.  
Instrumentenpaneel wanneer de peddels worden geactiveerd  
Verschuiving in de handmatige modus, kleine versnellingskeuze.  
400  
Beginnen en rijden  
Scheerling  
Automatisch shiftlock  
De automatische shiftlock heeft een afzonderlijke veiligheid  
systeem.  
Gerelateerde informatie  
De shiftlock-func- van de automatische transmissie  
helpt bij het voorkomen van onbedoeld verplaatsen van de  
Versnellingskeuze tussen verschillende posities.  
Er zijn twee soorten shiftlocks: mechanisch  
en automatisch.  
Van Park -P  
Om de tandwielselector van te verplaatsenPaan een ander  
versnelling, het rempedaal moet depressief zijn en  
het ontsteking in de modusII. Voor voertuigen met de  
kleine versnellingskeuze, de motor moet worden uitgevoerd-  
En.  
Mechanische shiftlock  
Van neutraal -N  
Als de versnellingskeuze zich bevindtNEn het voertuig heeft  
stationair geweest al minstens 3 seconden (met of  
Zonder de motor te draaien), de tandwielselector  
zal in die positie worden vergrendeld.  
Om de tandwielselector van te verplaatsenNaan een ander  
versnelling, het rempedaal moet depressief zijn en  
het ontsteking in de modusII. Voor voertuigen met de  
kleine versnellingskeuze, de motor moet worden uitgevoerd-  
En.  
Shiftlock voor voertuigen met grote versnellingsselectoren.  
Berichten in het instrumentenpaneel  
Als de versnellingskeuze in positie is vergrendeld, a  
Bericht verschijnt in het instrumentenpaneel,  
Bijv.Versnellingshendel Druk het rempedaal naar  
Activeer versnellingshendel.  
De versnellingskeuze kan worden teruggebracht en  
voortaanNEnD. De andere posities  
een shiftlock hebben die wordt bediend met het slot  
Knop op de versnellingskeuze.  
Druk op de knop ShiftLock en beweeg  
de tandwielselector vooruit of achteruit  
tussenP,R,NEnD.  
Er is geen mechanische shiftlock -functie.6  
6
Solliciteert voor voertuigen met de kleine versnellingskeuze  
401  
 
Beginnen en rijden  
Druk op een kleine schroevendraaier of soortgelijk object  
in het gat en houd het tegen.  
Het deactiveren van de automatische  
scheerling7  
De kickdown -functie  
Kickdown kan worden gebruikt wanneer maximaal  
Versnelling is nodig, b.v. bij het passeren.  
Wanneer het versnellerpedaal allemaal wordt ingedrukt  
de weg naar de vloer (voorbij de normale volledige versnelling  
erator positie), de transmissie zal automatisch worden  
Matically betrekken bij kickdown, d.w.z. onmiddellijk  
Schakel naar een lagere versnelling.  
Als het voertuig geen elektrische stroom heeft,  
De automatische shiftlock kan worden uitgeschakeld  
op voertuigen uitgerust met de grote versnelling  
selector. De shiftlock kan niet worden losgemaakt  
op voertuigen uitgerust met de kleine versnelling  
selector.  
Verplaats de tandwielkiezer naarNen vrijgeven  
de knop.  
4. Vervangen de rubberen mat.  
Als het gaspedaal wordt vrijgegeven uit de  
kickdown-positie, de transmissie zal automatisch worden  
Verschuiving weer matisch omhoog.  
Veiligheidsfunctie  
De transmissiebesturingsmodule is uitgerust  
met een terugschakelingsbeveiligingsfunctie om te helpen  
Voorkom dat de motor oververhit raakt.  
In sommige omstandigheden zal de transmissie voor-  
Vent neerschrijven/kickdown als dit zou leiden  
naar zo'n hoog motortoerental (RPM) dat de  
Motor kan worden beschadigd. Als de bestuurder nog steeds  
probeert terug te schakelen of op een high te kickdown  
RPM, er zal niets gebeuren en de originele uitrusting  
blijft geselecteerd.  
Overzicht van de kleine versnellingskeuze, waar het niet pos-  
sible om de shiftlock te deactiveren.  
Grote versnellingsbakoverzicht.  
Gerelateerde informatie  
Als het voertuig niet kan worden aangedreven (bijvoorbeeld vanwege een  
ontladen batterij), de versnellingskeuze moet zijn  
verhuisd naar deNPositie zodat het voertuig  
kan worden verplaatst.  
Met kickdown kan het voertuig er een terugschakelen  
of meer stappen tegelijk afhankelijk van de  
Motorsnelheid. Het voertuig verschuift wanneer de  
Motor bereikt zijn maximale toerental om te voorkomen  
Motorschade.  
Til de rubberen mat op in de opslagcom-  
Verdeelstof voor de versnellingskeuze.  
Zoek het gat met een veerbelaste maar  
ton in de bodem van het compartiment.  
Gerelateerde informatie  
7
De functie is niet beschikbaar voor voertuigen met de Small Gear Selector.  
402  
 
Beginnen en rijden  
Zodra het voertuig is gestart, b.v. naarIndividu  
modus. EenmaalIndividumodus is geselecteerd, jij  
kunnen instellingen aanpassen aan persoonlijke voorkeuren,  
bijv. om de toerenteller te tonen.  
All Wheel Drive (AWD)*  
Aandrijfmodi*  
Vierwielaandrijving (awd8), ook wel vier-  
Wielaandrijving, betekent dat stroom wordt verdeeld  
naar alle vier de wielen, die de tractie verbetert.  
Om de beste tractie te bereiken, is kracht automatisch  
matisch gericht op de wielen die de  
Beste grip. Het systeem berekent continu  
de behoefte aan koppel naar de achterwielen, en  
kan onmiddellijk tot de helft van de  
Het koppel van de motor naar de achterwielen.  
Drive-modi beïnvloeden het rijden van het voertuig  
racteristiek op verschillende manieren om te verbeteren en  
vereenvoudig de rijervaring in bepaalde  
Soorten situaties.  
Drive-modi maken gemakkelijke toegang tot de voertuig  
CLE's vele functies en instellingen in verschillende  
rijsituaties. De volgende systemen zijn  
aangepast om het rijden te optimaliseren karakter-  
tics in elke aandrijfmodus:  
Comfort  
Comfortis de standaardmodus van het voertuig. Dit  
Setting biedt rijcomfort, lichte besturing  
en zachte ophanging.  
InComfortmodus, er is geen toerenteller  
gespeeld in het instrumentenpaneel9.  
Besturing  
Vierwielaandrijving heeft ook een stabiliserend effect op  
hogere snelheden. In normale rijomstandigheden,  
Het grootste deel van het vermogen van de motor wordt gericht op de  
voorwielen. Wanneer het voertuig stationair is,  
vierwielaandrijving wordt altijd geactiveerd in de voorbereiding  
voor maximale tractie tijdens versnelling.  
Eco  
Motor/transmissie/vierwielaandrijving*  
Pas het voertuig aan voor meer brandstofefficiënt  
Remmen  
en milieuvriendelijk rijden metEcomodus.  
Pneumatische ophanging*en schokabsorberen  
In deze modus is de start-/stopfunctie acti-  
Vated, de grondvrijheid is lager om te verminderen  
Luchtweerstand en bepaalde klimaatinstellingen zijn  
verminderd.  
ers  
Instrumentenpaneel  
Vierwielaandrijving reageert anders, afhankelijk van  
welke aandrijfmodus is geselecteerd.  
Start/stop -functie  
Instellingen voor klimaatbesturing  
Bij het rijdenEcomodus, een eco -meter  
aangeeft hoe zuinig het rijden is wil  
worden weergegeven in het instrumentenpaneel.  
Gerelateerde informatie  
Selecteer de aandrijfmodus die is aangepast aan de  
Huidige rijomstandigheden. Houd dat in gedachten  
Niet alle aandrijfmodi zijn beschikbaar in alle situaties  
tions.  
Beschikbare aandrijfmodi  
Wanneer de motor wordt gestart, zal het voertuig zijn  
inComfortmodus en de start/stop -functie  
zal worden geactiveerd. De aandrijfmodus kan worden gewijzigd  
8
Alle wielaandrijving  
Geldt alleen op voertuigen met 8-inch instrumentpanelen.  
9
}}  
* Optie/accessoire. 403  
 
Beginnen en rijden  
||  
Buiten de weg  
Individu  
Pas de aandrijfmodus aan om persoonlijke voorkeur  
entes.  
Helpt bij het maximaliseren van het vermogen van het voertuig om te trainen  
Vers moeilijk terrein of arme wegen.  
Vanwege de verhoogde grondklaring, als  
deBuiten de wegmodus werd geselecteerd toen  
De motor werd uitgeschakeld, de suspen-  
Sion zal zakken wanneer de motor restaurant is  
Ted.  
In deze modus is de grondklaring hoog, stuur-  
ing is licht en vierwielaandrijving*en de lage-  
Snelheidsfunctie met hulp bij het rijden  
Downhill (HDC10) worden geactiveerd. Het begin/stop  
functie is gedeactiveerd.  
Selecteer een van de aandrijfmodi als basis en  
Pas de instellingen aan om uw voorkeur te bereiken  
rijeigenschappen. Deze instellingen zullen zijn  
opgeslagen in het actieve stuurprogramma -profiel en zal zijn  
Beschikbaar telkens wanneer het voertuig wordt ontgrendeld  
met die externe sleutel.  
Deze modus kan alleen op laag worden geactiveerd  
snelheden. Het toegestane snelheidsbereik zal zijn  
getoond in de snelheidsmeter. Als deze snelheid is  
overtroffen,Buiten de wegModus wordt gedeactiveerd  
en een andere aandrijfmodus geactiveerd.  
Individuele aandrijfmodus is alleen beschikbaar als het heeft  
geactiveerd in het middenscherm.  
Gebruik deBuiten de wegaandrijfmodus wanneer  
een trailer slepen zonder een elektrische constructie  
nectie. Dit kan leiden tot schade aan de  
De balg van het pneumatische ophangingssysteem.  
InBuiten de wegmodus, een kompas zal dis-  
gespeeld tussen de snelheidsmeter en de  
Tachometer in het instrumentenpaneel.  
Dynamisch  
Dynamischmodus is ontworpen om te helpen  
vide sportievere rijeigenschappen en een  
Snellere versnellingsrespons.  
Versnellingsverschuiving zal sneller en duidelijker zijn  
en de transmissie geeft prioriteit aan versnellingen met  
een hogere tractiekracht.  
Deze aandrijfmodus is niet ontworpen om te worden gebruikt  
voor normaal straat rijden.  
Stuurrespons is sneller, de opschorting is  
Stijve en grondvrijheid is lager om te helpen  
Verminder de lichaamsrol tijdens het inchitten.  
De start-/stopfunctie is gedeactiveerd.  
Dynamischmodus is ook beschikbaar in eenPoolster  
Gemodificeerd*versie.  
10  
Hill Descent Control  
404  
* Optie/accessoire.  
Beginnen en rijden  
3.  
OnderVoorinstelling, selecteer een van de volgende  
Drive -modi als basis:Eco,Comfort,  
DynamischofPolestar ontworpen*.  
De aandrijfmodus wijzigen*  
Selecteer de aandrijfmodus die is aangepast aan de  
Huidige rijomstandigheden.  
De volgende instellingen kunnen worden gewijzigd:  
De aandrijfmodus wordt gewijzigd met behulp van de besturing  
in de tunnelconsole.  
Houd er rekening mee dat niet alle aandrijfmodi zijn  
beschikbaar in alle situaties.  
Driver Display  
Stuurkracht  
Aandrijflijnkenmerken  
Remkenmerken  
Ophangingscontrole  
Eco -klimaat  
Om de aandrijfmodus te wijzigen:  
Start/stoppen.  
Gerelateerde informatie  
Bestuursprofielen (p. 137)  
Instellingenweergave11voor individuele aandrijfmodus.  
1.  
KraanInstellingenin het bovenaanzicht.  
1. Druk op deDrive -moduscontrole.  
> A Pop-upmenu verschijnt in de cen-  
ter -display.  
2. Tik Mijn auto Individuele aandrijfmodus  
en selecterenIndividuele aandrijfmodus.  
2. Roll het wiel omhoog of naar beneden naar  
de gewenste aandrijfmodus.  
11  
De illustratie is generiek - details kunnen variëren volgens het voertuigmodel.  
}}  
* Optie/accessoire. 405  
 
Beginnen en rijden  
||3. Druk op de regeling van de aandrijfmodus of tik op zijn  
knop in het middenweergave om de  
selectie.  
brengt het versnellerpedaal vrij, de transmis-  
sion wordt automatisch uitgeschakeld van de  
motor. Motornelheid wordt gereduceerd tot stationair  
Snelheid om het brandstofverbruik te verminderen.  
Eco Drive -modus  
EcoDrive -modus kan helpen om het rijden meer te maken  
Zwangefficiënt en milieuvriendelijk.  
Gebruik deze modus om brandstof op te slaan en eco-  
Vriendelijk rijden.  
> De Geselecteerde aandrijfmodus wordt weergegeven in  
het instrumentenpaneel.  
Deze functie is het meest effectief bij het rijden  
tions waar het voertuig vrij kan rollen voor een  
Lange afstand, b.v. op wegen met lichte down-  
cijfers of wanneer een afname van de snelheid antici-  
pated, zoals bij het naderen van een gebied met  
een lagere snelheidslimiet.  
WanneerEcomodus is geactiveerd, het volgende  
Kenmerken worden aangepast:  
Gerelateerde informatie  
De verschuiving van de automatische transmissie  
punten.  
Motorbesturing en gaspedaal  
antwoord.  
Activerende Eco Coast  
De functie wordt geactiveerd wanneer de versneller  
pedaal is volledig vrijgegeven en de volgende conditie  
Aan de hand worden:  
Eco Coast -functionaliteit is geactiveerd en  
Motorremmen zijn uitgeschakeld wanneer het versnelling  
erator pedaal wordt vrijgegeven bij snelheden  
Tussen 65 en 140 km/u  
EcoDe aandrijfmodus is geactiveerd.  
De tandwielselector is binnenD.  
(40 en 87 mph).  
De snelheid van het voertuig is ongeveer  
Sommige instellingen van de klimaatsysteem zullen dat doen  
worden verminderd of uitgeschakeld.  
65-140 km/u (40-87 mph).  
De gradiënt van de downgrade is minder dan  
ongeveer 6%.  
De zelfnivellerende functie van de ophanging*  
zal de grondklaring verlagen om te helpen verminderen  
Windweerstand.  
Kuipwordt weergegeven in het instrument  
Paneel wanneer Eco Coast wordt gebruikt.  
Informatie wordt getoond in de Eco  
meet in het instrumentenpaneel om te helpen  
Meer meer milieuvriendelijk en economisch  
rijden.  
Kustfunctie Eco Coast  
Eco Coast deactiveert in wezen motorbrak-  
ing, waardoor de kinetische energie van het voertuig kan zijn  
gebruikt om grotere afstanden te rollen. Wanneer de bestuurder  
406  
* Optie/accessoire.  
 
Beginnen en rijden  
Het is mogelijk om korte afstanden te rollen, zelfs met  
Uit Eco Coast om brandstof te besparen.  
Voor het beste brandstofverbruik, Eco  
Kust moet worden geactiveerd en gebruikt om te rollen  
langere afstanden.  
Beperkingen  
Eco Coast is niet beschikbaar als  
Eco -meter in het instrumentenpaneel  
De motor en/of transmissie zijn niet op  
normale werktemperaturen  
De tandwielselector is verplaatstDaan man-  
ual verschuivende modus  
Cruise Control Eco Cruise  
Wanneer cruise control wordt geactiveerd in deEco  
Drive -modus, de versnelling van het voertuig en  
vertraging zal langzamer zijn dan in andere drive  
modi om brandstof verder te behouden. Omdat  
Hiervan kan de werkelijke snelheid van het voertuig zijn  
Iets boven of onder de ingestelde snelheid.  
De snelheid van het voertuig ligt niet binnen de  
65-140 km/u (40-87 mph) bereik  
De gradiënt van de downgrade is meer  
dan ongeveer 6%  
De stuurwielpeddels*zijn zijn  
Gebruikt voor handmatig veranderende.  
Op een vlakke weg, de werkelijke snelheid van het voertuig  
kan verschillen van de ingestelde snelheid tijdens het cruise  
Controle is actief en het voertuig is kust-  
ing.  
Eco -meter in 12 "instrumentenpaneel*.  
Deactiveren en Eco Coast uitschakelen  
In bepaalde situaties kan het raadzaam zijn  
deactiveer of schakel Eco Coast uit zodat de motor  
Remmen kan worden gebruikt. Deze situaties kunnen  
omvatten het rijden van steile heuvels of eerder  
Een ander voertuig passeren om dit te helpen  
kan zo veilig mogelijk worden gedaan.  
Op een steile bergopwaartse gradiënt, die van het voertuig  
Snelheid wordt verlaagd tot de transmissie  
terugschakelen. Verminderde versnelling is dan  
geïnitieerd om de ingestelde snelheid te bereiken.  
Deactiveren Eco Coast door  
Op een downhill-gradiënt waarin de voertuig  
Cle is aan de kust, de werkelijke snelheid van het voertuig  
kan iets boven of onder de set zijn  
snelheid. De functie maakt gebruik van motorremmen  
Om de ingestelde snelheid te behouden. Indien nodig, de  
Normale remmen worden ook toegepast.  
Druk op het gaspedaal of rempedaal  
De versnellingskeuze verplaatsen naar de handmatige modus  
Met behulp van de stuurwielpeddels*om te verschuiven.  
Eco -meter in 8 "instrumentenpaneel.  
Schakel Eco Coast uit door  
Overschakelen naar een andere aandrijfmodus*  
deactiverendEcoAandmodus in functie  
weergave.  
}}  
* Optie/accessoire. 407  
Beginnen en rijden  
||De eco -meter geeft aan hoe zuinig  
Gerelateerde informatie  
Eco activeren en deactiveren  
Aandmodus met behulp van de functie  
knop  
Huidig ​​rijden is:  
Een lage lezing in het groene gebied van de  
Er is een functieknop voorEcodrive -modus  
in de functieweergave van het middenweergave als de  
Voertuig is niet uitgerust met een aandrijfmodus  
Controle in de tunnelconsole.  
Wanneer de motor is uitgeschakeld,EcoModus is  
gedeactiveerd en moet daarom opnieuw worden geactiveerd  
Elke keer dat de motor wordt gestart.Ecozal zijn  
weergegeven in het instrumentenpaneel wanneer de  
functie is geactiveerd.  
Gauge duidt op economisch rijden.  
Een hoge lezing wordt getoond tijdens het rijden is  
Niet zuinig, b.v. zwaar remmen of  
Snelle versnelling.  
De eco -meter heeft ook een indicator weergegeven  
hoe een referentieduurprogramma in hetzelfde zou rijden  
rijsituatie. Dit wordt aangetoond door de korte  
aanwijzer in de meter.  
Eco -klimaat  
Eco -aandrijfmodus in het midden selecteren  
De functieweergave van het display  
InEcomodus, het eco -klimaat is automatisch  
geactiveerd in het passagierscompartiment naar  
Help het energieverbruik te verminderen.  
Tik op deDrijfmodus Ecoknoop naar  
de functie activeren of deactiveren.  
Wanneer deEcoaandrijfmodus is geactiveerd, ingesteld  
banden voor een bepaald klimaatsysteem en elec-  
Tricity -consumerende functies worden verminderd.  
Sommige van deze instellingen kunnen de man worden gereset  
ually, maar volledige functionaliteit zal alleen zijn  
hersteld door uit te schakelenEcomodus of  
het aanpassen van deIndividu*Drive -modus naar vol  
Klimaatsysteemfunctionaliteit.  
> Een indicatielampje in de knop zal ziek zijn  
Minaat wanneer de functie is geactiveerd.  
Gerelateerde informatie  
Als condensatie zich op de ramen vormt, tikt u op de  
max defroster-knop, die nor-  
Mally.  
408  
* Optie/accessoire.  
 
Beginnen en rijden  
Met adaptieve cruise control of piloothulp  
geactiveerd, zal de motor automatisch stoppen  
Drie seconden nadat het voertuig is gestopt.  
Start/stop -functie  
Rijden met de start/stop  
functie  
Start/stop is een functie die tijdelijk  
schakelt de motor uit wanneer het voertuig heeft  
gestopt, b.v. bij een verkeerslicht of in zwaar traf-  
fic, en start het vervolgens opnieuw automatisch  
Wanneer dat nodig is.  
De start-/stopfunctie vermindert brandstofconflicten  
Sumption, wat helpt om de uitlaat te verminderen  
emissies.  
Start/stop is een functie die zich tijdelijk draait  
van de motor wanneer het voertuig stationair is  
en start het vervolgens automatisch wanneer dat nodig is.  
De start-/stopfunctie is beschikbaar wanneer de  
ontsteking wordt gestart en kan worden geactiveerd als cer-  
aan de voorwaarden wordt voldaan.  
Auto-start  
Aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan voor de  
motor om automatisch te starten.  
Laat het rempedaal los. De motor zal  
Auto-start en het voertuig kan worden aangedreven.  
Op een zware gradiënt start Hill Start Assist  
(HSA12) zal activeren om de  
Voertuig van achteruit rollen.  
Het instrumentenpaneel geeft aan wanneer de func-  
is  
Het systeem maakt het mogelijk om meer te rijden  
economisch en klimaat-smart door de  
Motor automatische stop indien van toepassing.  
Beschikbaar  
actief  
Wanneer de auto-hold-functie is geactiveerd,  
Auto-start wordt uitgesteld tot de versnelling  
Ator wordt ingedrukt.  
Gerelateerde informatie  
niet beschikbaar.  
Alle gewone systemen van het voertuig, zoals  
verlichting, radio, enz. Functie normaal wanneer de  
Motor is automatisch gestopt. Bepaalde func-  
echter kunnen echter tijdelijk worden verminderd  
zoals de blauwsnelheid van het klimaatsysteem of  
Extreem hoog audiosysteemvolume.  
Wanneer adaptieve cruise control of piloot  
Assist worden geactiveerd, de motor zal autoo-  
Begin wanneer het versnellerpedaal is  
depressief of de  
knop aan de linkerkant  
Side Stuurwieltoetsenbord wordt ingedrukt.  
Houd druk op het rempedaal en  
Druk op het versnellingspedaal. De motor  
zal automatisch beginnen.  
Auto-stop  
Om de motor automatisch te stoppen:  
Stop het voertuig door de remmen aan te brengen  
en houd het rempedaal depressief. De  
Motor zal automatisch stoppen.  
Op een downhill -gradiënt: laat de rem los  
Pedaal enigszins zodat het voertuig begint  
rollen. De motor zal automatisch beginnen na een lichte  
Verhoging van snelheid.  
InComfortofEcoaandrijfmodus, de motor  
May Auto-stop voordat het voertuig com-  
terecht gestopt.  
12  
Hill Start Assist  
}}  
* Optie/accessoire. 409  
 
Beginnen en rijden  
||  
Op voertuigen met het 8-inch instrumentenpaneel,  
het symbool wordt getoond onderaan de  
snelheidsmeter.  
Symbolen in het instrumentenpaneel  
De start/stop deactiveren  
functie  
In bepaalde situaties kan het raadzaam zijn  
Schakel de start-/stopfunctie uit.  
Tik op de start/stop uit  
Start/stoppenFunctieknop  
in de func-  
weergave. Het indicatielampje  
In de knop gaat uit  
De  
Symbool wordt weergegeven in  
Gerelateerde informatie  
de tachometer wanneer de functie beschikbaar is-  
bekwaam.  
Een indicator in de toerenteller zal wijzen  
Wanneer de functie is geweest  
uitgeschakeld.  
in de richting van  
Wanneer Start/Stop actief is  
En de motor is automatisch gestopt.  
De functie blijft uitgeschakeld tot:  
het is opnieuw geactiveerd  
De  
Symbool zal grijs worden  
De aandrijfmodus wordt gewijzigd inEco.  
Wanneer de functie niet beschikbaar is.  
Gerelateerde informatie  
Er wordt geen symbool getoond wanneer de func-  
Tion is uitgeschakeld.  
De functie is actief en de motor heeft automatisch stop-  
ped.  
410  
 
Beginnen en rijden  
Rijden op grote hoogte en de motor heeft  
zijn normale bedrijfstempera niet bereikt  
Legaal.  
Voorwaarden voor de start/stop  
functie  
Aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan voor Start/  
Stop om te functioneren.  
Als er geen voorwaarde wordt voldaan, is dit indi-  
gecateerd in het instrumentenpaneel.  
De motor staart automatisch op terwijl de rem  
pedaal is depressief  
In de volgende situaties zal de motor dat doen  
Auto-start zelfs als het rempedaal is  
depressief:  
ABS is geactiveerd.  
Hard remmen (zelfs als het ABS -systeem dat heeft gedaan  
niet geactiveerd).  
Hoge condensatieniveaus aan de binnenkant  
van de ramen.  
Velen beginnen gedurende een korte periode  
hebben de over-  
Verwarmingsbescherming.  
De motor stopt niet automatisch  
De motor zal niet automatisch stoppen als:  
De klimaatsysteeminstellingen en de  
werkelijk klimaat in het passagierscompart-  
ment verschillen.  
Het voertuig heeft geen snelheid bereikt  
Ca 10 km/u (6 mph) na het starten.  
Het deeltjesfilter van het uitlaatsysteem is  
vol  
Het rempedaal wordt herhaaldelijk gepompt.  
De kap is open.  
Na verschillende automatische stops moet de snelheid  
overschrijdt opnieuw ongeveer Ca 10 km/u  
(6 mph) vóór de volgende auto-stop.  
Een trailer is verbonden met de elec-  
Trical System.  
Het voertuig begint te rollen of neemt toe  
Snelheid enigszins als de motor automatisch wordt gestopt  
voordat het voertuig stilstond.  
De transmissie loopt niet op zijn nor-  
MAL -bedrijfstemperatuur.  
De bestuurder heeft de veiligheidsgordel niet bevestigd.  
De motor loopt niet op zijn normaal  
bedrijfstemperatuur.  
De tandwielselector is in modusM(±).  
De veiligheidsgordel van de bestuurder is losgekoppeld met de  
versnellingskeuze in deDofNposities.  
Als verkeersomstandigheden dit toelaten (bijvoorbeeld in  
een file).  
De omgevingstemperatuur is onder  
ongeveer -5 ° C (23 ° F) of meer  
Ongeveer 30 ° C (86 ° F).  
De tandwielselector is verplaatstDnaarRof  
M(±).  
De motor start niet automatisch  
De motor zal niet automatisch opstarten na een auto-  
Stop als:  
Het bestuurdersportier wordt geopend met de uitrusting  
selector inD. Een hoorbaar signaal en een tekst  
bericht informeert de bestuurder dat de onwetendheid  
is ingeschakeld.  
Windschermverwarming is geactiveerd.  
De klimaatsysteeminstellingen en de  
werkelijk klimaat in het passagierscompart-  
ment verschillen.  
De bestuurder draagt ​​geen veiligheidsgordel, de  
versnellingskeuze bevindt zich in dePpositie en de  
Bestuurderdeur is open. De motor moet zijn  
Normaal begonnen.  
Het voertuig is omgekeerd.  
WAARSCHUWING  
De bestuurder maakt een groot stuur  
bewegingen.  
Open de motorkap niet als de motor dat heeft gedaan  
automatisch gestopt. Schakel de motor uit  
het ontsteking uitschakelen voordat u de  
kap.  
De weggradiënt is erg steil.  
De kap is open.  
}}  
411  
 
Beginnen en rijden  
Het instrumentenpaneel indi-  
cates wanneer de ophanging  
Niveau wordt aangepast.  
op b.v. omgevingstemperatuur, hoe het voertuig  
wordt geladen, als de laadmodus wordt gebruikt, welke stationeren  
Modus is geselecteerd nadat de motor is gestart,  
enz.  
Nivelleringsregeling*en opschorting  
Het nivelleringscontrolesysteem van het voertuig past zich aan  
de ophanging en schokdempers Auto-  
Matisch om het comfort en  
Trol tijdens het rijden. Nivellering kan ook zijn  
handmatig trollen om het laden te vergemakkelijken of  
ting in en uit het voertuig.  
Het niveau kan ook een periode daarna worden aangepast  
Het voertuig staat geparkeerd. Dit is om te compenseren  
voor eventuele lengteveranderingen die kunnen optreden  
Temperatuurveranderingen in de luchtveren wanneer  
Het voertuig koelt af.  
Het volgende is van toepassing als een deur of de achterklep is  
geopend:  
Pneumatische ophanging en schok  
absorberen  
Als een deur wordt geopend, kan het niveau alleen zijn  
omhoog aangepast.  
Het systeem is aangepast aan de geselecteerde schijf  
modus en voertuigsnelheid. De pneumatische sus-  
Pensioen vermindert de grond van het voertuig.  
anne bij hogere snelheden om luchtweerstand te verminderen  
en verhoog de stabiliteit. De schokdempers zijn  
normaal ingesteld om het comfort te optimaliseren en zijn  
continu aangepast volgens de weg  
oppervlak en de versnelling van het voertuig, remmen  
en bochten.  
Transport  
Train bij het transport van het voertuig op een veerboot  
of vrachtwagen, beveilig het voertuig alleen maar in de buurt  
de banden, geen andere delen van de chas-  
zus. Veranderingen in de pneumatische ophanging  
kan optreden tijdens transport, wat zou kunnen  
hetende beïnvloeden van het sjouwen en resulteren in dam-  
leeftijd.  
Als de achterklep open is, kan het niveau alleen zijn  
naar beneden aangepast.  
Parkeergelegenheid  
Zorg er bij het parkeren voor dat er ade-  
Quate -ruimte boven en onder het voertuig  
Aangezien de grondvrijheid kan variëren, afhankelijk  
}}  
* Optie/accessoire. 413  
 
Beginnen en rijden  
||  
Symbolen en berichten in Driver Display  
Symbool  
Bericht  
Betekenis  
Actief chassis is handmatig uitgeschakeld door de gebruiker.  
Oponthoud  
Gedeactiveerd door gebruiker  
Actieve chassisprestaties zijn tijdelijk verminderd vanwege uitgebreid systeemgebruik. Als  
Dit bericht verschijnt vaak (bijvoorbeeld meerdere keren in één week) contact op met een workshopA.  
Oponthoud  
Tijdelijk verminderde prestaties  
Er is een fout opgetreden. Bezoek een workshopAzo snel mogelijk.  
Oponthoud  
Service vereist  
Er is een kritieke fout opgetreden. Stop veilig, laat de auto naar een workshop slepenA.  
Suspensief mislukking  
Stop veilig  
414  
Beginnen en rijden  
Symbool  
Bericht  
Betekenis  
Er is een fout opgetreden. Als het bericht tijdens het rijden verschijnt, neem dan contact op met een workshopA.  
Oponthoud  
Vertraag het voertuig te hoog  
Niveau -besturingselement om de hoogte te target is aan de gang.  
Oponthoud  
Auto -aanpassing van het voertuigniveau  
A
Een geautoriseerde Volvo -workshop wordt aanbevolen.  
Gerelateerde informatie  
* Optie/accessoire. 415  
Beginnen en rijden  
1.  
2. Tik Mijn auto Spiegels en gemak.  
KraanInstellingenin het bovenaanzicht.  
Nivelleringscontrole -instellingen*  
Lage snelheidsregeling*  
De functie met lage snelheid (LSC13) faciliteert  
en verbetert de controle en tractie op ruw  
Wegen en gladde oppervlakken, b.v. bij het slepen  
Een trailer op gras of omhoog boothells.  
Schakel nivelleringscontrole uit voordat u de  
Voertuig met een Jack om problemen te helpen voorkomen  
met de pneumatische ophanging.  
3.  
UitkiezenGemakkelijke invoer- en exitophanging  
Controle.  
Het voertuig kan worden verlaagd of verhoogd om te maken  
het gemakkelijker te laden of voor passagiers om binnen te komen  
En uit.  
> Wanneer Het voertuig staat geparkeerd en de  
De motor is uitgeschakeld, het niveau is laag-  
ered. (Aanpassing van het niveau stopt als een  
De zijdeur wordt geopend en wordt hervat  
Na een lichte vertraging wanneer de deur heeft  
gesloten.) Wanneer de motor is  
begon en het voertuig begint te bewegen,  
Het niveau zal worden verhoogd tot de hoogteset  
door de geselecteerde aandrijfmodus.  
In voertuigen uitgerust met de aandrijfmodus  
trol*, de functie is opgenomen in deBuiten de weg  
Drive -modus.  
Lage snelheidsregeling is ontworpen om door te rijden  
ruwe wegen en bij het slepen van aanhangwagens op laag  
snelheden, tot ongeveer 40 km/u (25  
mph).  
Het aanpassen van de laadmodus  
Bij het rijden op lage snelheden prioriteit  
lage versnellingen en vierwielaandrijving om te helpen vermijden  
Wiel spin en verbetert de tractie op alle wielen.  
Het versnellerpedaal zal minder reageren  
Om de tractie- en snelheidsregeling op laag te verbeteren  
snelheden.  
Schakel nivelleringscontrole uit  
In bepaalde situaties moet deze functie zijn  
uitgeschakeld, b.v. Voordat het voertuig wordt verhoogd  
Een Jack gebruiken*. Het niveau verschil veroorzaakt door  
Het voertuig met een aansluiting kan veroorzaken, kan veroorzaken  
Problemen met de pneumatische ophanging.  
De functie wordt samen met heuvel geactiveerd  
Descent Control (HDC14), waardoor het pos-  
Sible om de snelheid te regelen die steile heuvels daalt  
het gebruik van het versnellingspedaal en vermindert de  
Moet het rempedaal gebruiken. Het systeem  
maakt het mogelijk om een ​​lage en uni-  
Vorm snelheid bij het rijden van steile heuvels.  
Het uitschakelen van de functie in het middendisplay:  
Gebruik de knoppen in het vrachtcompartiment  
het achterste gedeelte van het voertuig verhogen of zakken  
het laden of lossen van het voertuig vergemakkelijken of  
Een trailer verbinden of loskoppelen.  
1.  
KraanInstellingenin het bovenaanzicht.  
2. Tik Mijn auto Parkeerrem en  
Oponthoud.  
3.  
UitkiezenSchakel nivelleringscontrole uit.  
Instellingen voor het display in het midden  
Gemakkelijke invoer- en exit -ophangingscontrole  
Het voertuig kan worden verlaagd om het gemakkelijker te maken  
om in en uit te stappen.  
Gerelateerde informatie  
Aanbevelingen laden (p. 555)  
Eenvoudig vermelding activeren in het middenweergave:  
416  
* Optie/accessoire.  
 
Beginnen en rijden  
Laag activeren en deactiveren  
Snelheidsregeling*De functie gebruiken  
knop  
Er is een functieknop om op laag te rijden  
snelheidHill Descent Controlin de cen-  
De functieweergave van het display als het voertuig is  
niet uitgerust met een aandrijfmodusregeling in de  
Tunnelconsole.  
Gerelateerde informatie  
Wanneer LSC met HDC wordt geactiveerd, het gevoel  
van het versnellingspedaal en motor  
Reactie zal veranderen.  
Deze aandrijfmodus is niet ontworpen om te worden gebruikt  
voor normaal straat rijden.  
Het selecteren van lage snelheidsregeling in de  
De functieweergave van het centrumweergave  
Tik op deHill Descent Controlknoop naar  
de functie activeren of deactiveren.  
De functie wordt gedeactiveerd tijdens het rijden  
hoge snelheden en moeten opnieuw worden geactiveerd bij  
Lagere snelheden als dat zo is gewenst.  
Gerelateerde informatie  
> Een indicatielampje in de knop zal ziek zijn  
Minaat wanneer de functie is geactiveerd.  
Wanneer de motor is uitgeschakeld, is de functie  
wordt automatisch gedeactiveerd.  
De functie wordt gedeactiveerd tijdens het rijden  
hoge snelheden en moeten opnieuw worden geactiveerd bij  
Lagere snelheden als dat zo is gewenst.  
13  
14  
Lage snelheidsregeling  
Hill Descent Control  
* Optie/accessoire. 417  
 
Beginnen en rijden  
pedaal. Wanneer het gaspedaal wordt vrijgegeven,  
Het voertuig keert terug naar een zeer lage snelheid  
ongeacht hoe steil de heuvel is en zonder  
de remmen moeten worden toegepast. De rem  
lichten zullen verlichten wanneer de functie acti- is  
Vated.  
Hill Descent Control*  
De functie om te helpen bij het rijden  
Hill (HDC15) is een functie met lage snelheid met  
Verhoogd motorremmen. De functie  
maakt het mogelijk om de  
De snelheid van het voertuig op steile downhill -gradiënten  
Door alleen het versnellingspedaal te gebruiken, zonder  
de remmen toepassen.  
Deze aandrijfmodus is niet ontworpen om te worden gebruikt  
voor normaal straat rijden.  
De bestuurder kan remmen om de voertuig te stoppen of te vertragen  
CLE op elk moment door het rempedaal te deprimeren.  
De functie wordt gedeactiveerd tijdens het rijden  
hoge snelheden en moeten opnieuw worden geactiveerd bij  
Lagere snelheden als dat zo is gewenst.  
In voertuigen uitgerust met de aandrijfmodus  
trol*, de functie is opgenomen in deBuiten de weg  
Drive -modus.  
HDC is ontworpen om op ruwe wegen te rijden bij  
lage snelheden en downhill-gradiënten met slip-  
Pery of anderszins moeilijke wegoppervlakken. De  
Bestuurder hoeft het rempedaal niet te gebruiken  
maar kan zich in plaats daarvan concentreren op stuur.  
HDC wordt geactiveerd samen met lage snelheid  
trol (LSC16), die vergemakkelijkt en verbetert  
tractie en controle op ruwe en gladde sur-  
gezichten. Het systeem is bedoeld om te worden gebruikt bij  
Lage snelheden, tot ongeveer 40 km/u (25  
mph).  
Gerelateerde informatie  
Om in gedachten te houden bij het gebruik van HDC  
Als de functie wordt uitgeschakeld tijdens het rijden  
Op een steile downhill -gradiënt, remmen  
Effect zal geleidelijk worden verminderd.  
WAARSCHUWING  
HDC is alleen bedoeld als een benodigd  
tary remhulp en het werkt niet in  
Alle situaties.  
HDC kan worden gebruikt in versnellingspositiesDEn  
Ren in handmatige versnellingen 1 of 2.  
Het is niet mogelijk om handmatig naar de derde te verschuiven  
Gear of hoger wanneer HDC actief is.  
De bestuurder is altijd uiteindelijk verantwoordelijk  
voor het op een veilige manier besturen van het voertuig.  
Functie  
Hill Descent Control stelt het voertuig in staat  
Ga vooruit of achteruit met zeer lage snelheden  
bijgestaan ​​door het remsysteem. De bestuurder kan  
Verhoog de snelheid door op het gaspedaal te drukken  
Wanneer LSC met HDC wordt geactiveerd, het gevoel  
van het versnellingspedaal en motor  
Reactie zal veranderen.  
15  
Hill Descent Control  
Lage snelheidsregeling  
16  
418  
* Optie/accessoire.  
 
Beginnen en rijden  
Hill activeren en deactiveren  
Afkomstcontrole*gebruik van de  
Functieknop  
Er is een functieknop voor hulp op  
steile gradiënten metHill Descent Controlin  
De functieweergave van het centrumweergave als de voertuig  
CLE is niet uitgerust met een aandrijfmodusregeling  
in de tunnelconsole.  
Gerelateerde informatie  
Economisch rijden  
Economisch en milieuer rijden  
bewust door vooruit te denken en te vermijden  
Snel begint en stopt.  
Pas uw rijstijl en snelheid aan aan de cur-  
Huur verkeersomstandigheden.  
Let op de volgende regels:  
Voor een lager brandstofverbruik, activeerEco  
Drive -modus.  
Hill Descent Control selecteren in de  
De functieweergave van het centrumweergave  
HDC werkt alleen op lage snelheden.  
Gebruik de Eco Coast -functie in de drive -modus  
Eco- Motorremmen is gedeactiveerd, toegestaan  
de kinetische energie van het voertuig te gebruiken  
om grotere afstanden te rollen.  
Tik op deHill Descent Controlknoop naar  
de functie activeren of deactiveren.  
Gebruik uitrustingDzo vaak mogelijk en vermijden  
met behulp van de kick-down functie.  
Gebruik voor handmatige versnellingsverschuiving het hoogste  
mogelijke uitrusting voor het huidige verkeerssitua-  
Tion- en wegomstandigheden - brandstofconsump  
wordt verminderd bij lagere motortoerentallen  
(RPM). Gebruik de versnellingsindicator17.  
> Een indicatielampje in de knop zal ziek zijn  
Minaat wanneer de functie is geactiveerd.  
Een gestage snelheid en een gulle snelheid behouden  
de volgende afstand tot verkeer vooruit naar mini-  
mize remmen.  
Wanneer de motor is uitgeschakeld, is de functie  
wordt automatisch gedeactiveerd.  
Het brandstofverbruik wordt verhoogd op hoog  
Snelheden - Luchtweerstand neemt toe met  
snelheid.  
De functie wordt gedeactiveerd tijdens het rijden  
hoge snelheden en moeten opnieuw worden geactiveerd bij  
Lagere snelheden als dat zo is gewenst.  
17  
Alleen beschikbaar in bepaalde markten.  
}}  
* Optie/accessoire. 419  
 
Beginnen en rijden  
||  
De huidige brandstofconsumpe van de reiscomputer  
tie-indicator kan helpen meer brandstof te bevorderen  
Efficiënt rijden.  
Voorbereiden op een lange reis  
WAARSCHUWING  
Het is belangrijk om de systemen van het voertuig te hebben  
en apparatuur zorgvuldig gecontroleerd voordat de driv-  
ing lange afstanden.  
Schakel de motor nooit uit terwijl het voertuig  
beweegt, b.v. bij het rijden. Dit  
Deactiveert bepaalde belangrijke systemen  
zoals stuurbekrachtiging en remmen.  
Verwarm de motor niet door stationair Het is  
beter om normaal gesproken onmiddellijk te rijden  
Ately na het starten van de motor. Een verkoudheid  
Motor gebruikt meer brandstof dan een warm  
motor.  
Controleer dat  
De motor draait goed en dat  
Brandstofverbruik is normaal  
Andere factoren die brandstof verminderen  
consumptie  
Er zijn geen lekken (brandstof, olie of andere vloeistof)  
Het rempedaal functioneert goed  
Vermijd indien mogelijk de voertuig  
CLE om korte afstanden te maken. De motor  
Heeft geen tijd om een ​​normaal te bereiken  
bedrijfstemperatuur en dit leidt tot  
Verhoogd brandstofverbruik.  
Vuile luchtreiniger.  
Vuile motorolie en verstopt oliefilter.  
Onjuiste front-end uitlijning.  
Onjuiste wieluitlijning.  
Alle lichten werkenpas de kop aan  
lichte hoogte als het voertuig een  
zware belasting  
Gebruik motorremmen om het voertuig te remmen,  
wanneer dit veilig is voor andere weggebruikers.  
Bandenspanningsdiepte en luchtdruk zijn bij  
Correcte niveaus. Verander naar sneeuwbanden wanneer  
rijden in gebieden waar een risico bestaat  
besneeuwde of ijzige wegen  
Sommige van de bovenstaande items en andere zijn  
gecontroleerd als onderdeel van Volvo's standaard mainte-  
Nance -schema.  
Handhaaf de juiste druk in de banden  
en controleer de druk regelmatig.  
Gerelateerde informatie  
De startbatterij is voldoende opgeladen  
De wisserbladen zijn in goede staat  
Het gebruikte type banden kan de brandstof beïnvloeden  
Consumptie - Raadpleeg een retailer voor advies  
op geschikte banden.  
Drive-eZuiverder rijplezier (p. 28)  
Gerelateerde informatie  
Bandendruk controleren (p. 523)  
Verwijder onnodige items van de voertuig  
CLE - hoe zwaarder de belasting, hoe hoger de  
brandstofverbruik.  
Bandendruk controleren (p. 523)  
Vul wasmachine vloeistof (p. 627)  
Dakbelastingen verhogen de luchtweerstand en  
het brandstofverbruik verhogen. Verwijder het dak  
dozen, ski -rekken, enz. Die niet in gebruik zijn.  
Voertuigmodeminstellingen (p. 499)  
Aanbevelingen laden (p. 555)  
Rijd niet met de ramen open.  
420  
 
Beginnen en rijden  
Piloothulp*(p. 289)  
Winter rijden  
Gladde rijomstandigheden  
Om tractie en wegbezit te optimaliseren,  
Volvo beveelt aan om sneeuwbanden te gebruiken  
wielen wanneer er een risico is op sneeuw of ijs  
op de weg.  
Het is belangrijk om het voertuig eerder te controleren  
Rijden in koude/besneeuwde omstandigheden om te maken  
Natuurlijk kan het veilig worden gereden.  
Bandenafdichtsysteem (p. 538)  
Voordat het koude seizoen arriveert:  
Zorg ervoor dat de motorkoelvloeistof bevat  
50% antivries. Dit mengsel helpt pro-  
tect de motor van vorst erosie tot tot  
ca. –35 ° C (–31 ° F). Meng geen verschil  
ferte soorten antivries zoals dit zou kunnen  
een gezondheidsrisico vormen.  
Bepaalde landen vereisen gebruik van winterbanden  
wettelijk. Niet alle landen staan ​​het gebruik van  
Zwaaide banden.  
Houd de brandstoftank goed gevuld om te voorkomen  
condensatie van vorming.  
Oefen rijden op gladde oppervlakken onder  
gecontroleerde omstandigheden om te leren hoe het voertuig  
reageert.  
Controleer de viscositeit van de motorolie. Olie  
Met lage viscositeit (dunnere olie) verbetert  
Barden van koud weer beginnen en vermindert brandstof  
consumptie bij het rijden met een verkoudheid  
motor.  
Gerelateerde informatie  
Sneeuwbanden (p. 537)  
Sneeuwketens (p. 537)  
Vul wasmachine vloeistof (p. 627)  
Start batterij (p. 585)  
Lage viscositeit olie mag niet worden gebruikt  
moeilijk rijden of bij warm weer.  
Het vervangen van ruitenwisserbladen  
(p. 625)  
Controleer de voorwaarde en het laadniveau van  
de startbatterij. Koud weer plaatsen  
Grotere eisen aan de startbatterij en  
vermindert zijn capaciteit.  
Wissers van de achterruit veranderen (p. 624)  
Koelvloeistof bijvullen (p. 582)  
Gebruik wasmachine vloeistof die antivries bevat  
helpen voorkomen dat ijs zich vormt in de  
Wasmachine vloeistofreservoir.  
* Optie/accessoire. 421  
 
Beginnen en rijden  
Door stilstaand water rijden  
Het openen/sluiten van de brandstofvuldeur  
Het kan nodig zijn om het voertuig te besturen  
Door stilstaand water, b.v. diepe plassen of  
overstroming op de weg. Dit moet met  
Geweldige voorzichtigheid.  
Het voertuig kan door water worden gereden  
Een diepte van 40 cm (15 in) op niet meer dan lopen  
ing snelheid. Wees bijzonder voorzichtig tijdens het rijden  
door stromend water.  
Het voertuig moet worden ontgrendeld vóór de brandstof  
Motorschade kan optreden als water  
komt de luchtreiniger binnen.  
Vuldeur kan worden geopend18  
.
Een pijl naast de brandstof  
pomp symbool in het instru-  
mentpaneel geeft de zijkant aan  
van het voertuig waarop de  
Brandstofvullingsdeur bevindt zich.  
Als water de transmissie invoert, de  
smeervermogen van de oliën is verminderd  
En de levensduur van deze systemen is  
ingekort.  
Schade aan elke component, motor,  
Transmissie, turbocompressor, differentieel  
of de interne componenten veroorzaakt door  
Overstromingen, dampvergrendeling of onvoldoende olie is  
niet gedekt onder garantie.  
Rijd bij het rijden door stilstaand water  
Langzaam en stop het voertuig niet. Wanneer u  
het water zijn gepasseerd, druk licht op de  
rempedaal en controleer of de remmen zijn  
goed functioneren. Water, modder, slush, etc.  
kan de rembekledingen glad maken, resulterend  
in vertraagd remmende effect.  
1. Open de brandstofvuldeur door licht te drukken  
aan de achterrand.  
2. na Tanken, druk op de brandstofvullingsdeur  
licht om het te sluiten.  
Als de motor vastloopt terwijl het voertuig dat is  
Probeer in water het niet opnieuw te starten.  
Het voertuig uit de  
water naar een werkplaats. Een geautoriseerde  
Volvo Workshop wordt aanbevolen. Risico  
van motorfout.  
Gerelateerde informatie  
Als het voertuig is uitgerust met contacten voor  
een elektrische kachel of trailer koppeling, schoon  
Deze na het rijden in water of modder.  
Laat het voertuig niet in water staan  
tot de dorpels langer dan absoluut  
nodig. Dit kan leiden tot elektriciteit  
storingen.  
Omdat het moeilijk kan zijn om de  
Waterdiepte, Volvo beveelt aan niet te driv-  
ing doorstaan ​​of stromend water. De  
Bestuurder is altijd verantwoordelijk voor het werken  
het voertuig op een veilige manier en vasthouden  
voor alle toepasselijke wet- en voorschriften.  
Gerelateerde informatie  
422  
* Optie/accessoire.  
 
Beginnen en rijden  
3. Invoegen het mondstuk van de pomp in de brandstofvuler  
Pipe's opening. Er zijn slechts twee flappen  
In de brandstofvullingspijp en de pomp  
Nozzle moet beide flappen open duwen  
voordat brandstof kan worden toegevoegd.  
2. Invoegen De trechter in de brandstofvullingspijp  
opening. Er zijn twee flappen net binnen  
de brandstofvulpijp en het buisgedeelte van  
De trechter moet beide flappen duwen  
Open voordat brandstof kan worden toegevoegd.  
Tanken  
De brandstoftank is uitgerust met een brandstofvulling  
systeem zonder dekking.  
Het voertuig tanken bij een dienst  
station  
4. Vermijden de tank overvuld. Druk niet op de  
Handle op het vulmondstuk opnieuw nadat het heeft gedaan  
Aanvankelijk stopte met pompen.  
WAARSCHUWING  
California Proposition 65  
> De Brandstoftank is nu gevuld.  
Het bedienen, bedienen en onderhouden van een pas-  
Senger-voertuig kan u blootstellen aan chemi-  
cals inclusief motoruitlaat, koolstofmon-  
oxide, ftalaten en lood, die zijn  
bekend bij de staat Californië om te veroorzaken  
kanker en geboorteafwijkingen of andere reproduceer-  
tive schade. Om blootstelling te minimaliseren, vermijdt u  
Inademen uitlaat, niet inactief de motor  
Behalve indien nodig, service uw voertuig in  
een goed geventileerd gebied en draaghandschoenen of  
Was je handen regelmatig tijdens het onderhoud  
Uw voertuig. Ga voor meer informatie naar  
Een overvolle tank kan overstromen in heet  
weer.  
Vermijd het morsen van benzine tijdens het tanken. In  
toevoeging aan het veroorzaken van schade aan de omgeving  
ment, benzines die alcohol bevatten kan  
schade veroorzaken aan geschilderde oppervlakken, die  
mag niet onder het nieuwe voertuig vallen  
Beperkte garantie.  
Het is belangrijk om het mondstuk van de pomp voorbij beide te plaatsen  
van de twee flappen in de brandstofvullingspijp voordat u begint  
tanken.  
Instructies voor het tanken:  
Gerelateerde informatie  
1. Turn van de motor en open de brandstofvuller  
door.  
2. Selecteer een brandstof goedgekeurd voor gebruik in de voertuig  
CLE. Voor meer informatie over goedgekeurd  
Buigels, zie het gedeelte over "brandstof".  
Tanken uit een brandstofcontainer  
Gebruik bij het vullen van een brandstofcontainer het plezier  
nel voorzien in een schuimblok onder de vloer  
luik in het vrachtcompartiment.  
1. Open De brandstofvuldeur.  
18  
Alleen vergrendelen en ontgrendelen met de externe sleutel, passieve invoer*Of Volvo op oproep heeft invloed op de status van de brandstofvullingsdeur.  
423  
 
Beginnen en rijden  
systeem. Herhaald gebruik van lood benzine zal  
de effectiviteit van de emissie verminderen  
trolsysteem en kan leiden tot emissieverlies  
garantiedekking. Staats- en lokaal voertuig  
inspectieprogramma's zullen detectie van  
misvinden van gemakkelijker, mogelijk resulterend in emis-  
SION -testfout voor verkeerd gevestigde voertuigen.  
Voldoen aan seizoensgebonden luchtkwaliteitsnormen, sommige  
Gebieden vereisen het gebruik van "geoxygeneerde" brandstof.  
Brandstof  
Volvo beveelt het gebruik van wasmiddelengas-  
Oline om motorafzettingen te regelen.  
Volvo staat het gebruik van de volgende "Oxy- toe  
GENATED "brandstoffen. Echter, het gespecificeerde octaan  
Beoordelingen moeten nog worden voldaan.  
Depositoregel benzine (benzine  
met wasmiddeladditieven)  
Alcohol - ethanol  
Wasmiddel benzine is effectief bij het houden  
Injectoren en inlaatkleppen schoon. Consistent  
Het gebruik van deposito -besturingspasolines zal helpen  
Zorg voor een goede aandrijfbaarheid en brandstofverbruik. Als  
U weet niet zeker of de benzine bevat  
Additieven voor depositebeheersing, neem contact op met de service  
ICE Station Operator.  
Brandstoffen die tot 10% ethanol per volume bevatten  
kan worden gebruikt. Ethanol kan ook worden verwezen  
als ethylalcohol, of "Gasohol".  
Sommige Amerikaanse en Canadese benzines bevatten  
Een octaanverhogend additief genaamd  
Methyl-cyclopentadienyl mangaan tricar-  
Bonyl (MMT). Als dergelijke brandstoffen worden gebruikt, is uw  
Prestaties van het emissiecontrolesysteem  
kan worden beïnvloed en de controlemotor  
Licht (indicatorindicatorlicht) gelegen  
op uw instrumentenpaneel kan licht. Als dit  
komt voor, stuur uw voertuig terug naar een  
getrainde en gekwalificeerde Volvo-servicetechnic  
Cian voor service.  
Ethers - mtbe/Etbe: brandstoffen die tot  
22% MTBE/Etbe per volume kan worden gebruikt.  
Methanol  
Gebruik geen benzines die methanol bevatten  
(Methylalcohol, houtalcohol). Deze praktijk  
kan leiden tot verslechtering van de voertuigprestaties  
en kan kritieke onderdelen in de brandstofsystemen beschadigen  
Tem. Dergelijke schade mag niet worden gedekt  
de nieuwe voertuig beperkte garantie.  
Volvo beveelt aan externe brandstof niet te gebruiken  
Injectorreinigingssystemen, b.v. Voeg niet toe  
Detergent -additieven voor benzine vóór of  
Na tanken.  
Gerelateerde informatie  
Onrechtloze brandstof  
Benzine die alcohol bevat en  
ethers, "geoxygeneerde brandstoffen"  
Alle Volvo-voertuigen hebben een drieweg katalytische  
converter en mag alleen loodvrije gaso-  
lijn. VS en Canadese voorschriften vereisen dat  
pompen die loodvrije benzine leveren, zijn  
gelabeld "loodvrij". Alleen de sproeiers van  
Deze pompen passen in de brandstofvuler van uw voertuig  
inlaat. Het is onwettig om loodrechten te verstrekken in  
een voertuig met het label "alleen loodvrije benzine".  
Leadde benzine beschadigt de driewegcata-  
lytische converter en de verwarmde zuurstofsensor  
Sommige leveranciers van brandstof verkopen benzine die bevat  
"Oxygenaten" die meestal alcoholen zijn of  
ethers. Op sommige gebieden, staats- of lokale wetten  
vereisen dat de servicepomp wordt gemarkeerd  
Het gebruik van alcoholen of ethers. Echter,  
Er zijn gebieden waarin de pompen zijn  
ongemarkeerd. Als u niet zeker weet of dat is  
alcohol of ethers in de benzine die u koopt,  
Neem contact op met de operator van het tankstation. Naar  
424  
 
Beginnen en rijden  
Octaanbeoordeling  
Volvo vereist premium brandstof (91 octaan19of  
hoger) voor alle T5-, T6- en T8-motoren en  
Ommends AKI 93 voor optimale prestaties  
en brandstofverbruik. Zie de voorbeelden van de sticker in  
illustraties 1 en 2.  
Bij het overschakelen naar hogere octaanbrandstof of  
het veranderen van benzinemerken, het kan nodig zijn  
sary om de tank meer dan eens vóór a te vullen  
Verschil in de werking van de motor is noticea-  
was.  
Minimaal octaan  
Stickers  
Brandstofformuleringen  
Illustratie 2: Decal aan de binnenkant van de fuelvullingsflap  
op voertuigen die premium brandstof vereisen20  
Gebruik geen benzine die lood of man-  
Ganese als een klopremmer, en gebruik niet  
Leidadditieven. Naast het beschadigen van de uitlaat  
Emissiecontrolesystemen op uw voertuig, lead  
is sterk gekoppeld aan bepaalde vormen van  
kanker.  
.
Top Tier wasmiddel benzine  
Volvo onderschrijft het gebruik van "Top Tier Dether-  
Gent benzine "waar beschikbaar om hoofd te helpen  
Tain -motorprestaties en betrouwbaarheid. BOVENKANT  
Tier wasmiddel benzine voldoet aan een nieuwe standaard  
ARD gezamenlijk vastgesteld door de vooraanstaande auto  
Fabrikanten om aan de behoeften van vandaag te voldoen  
Geavanceerde motoren. Kwalificerende benzinetinkel-  
ers (stations) zullen in de meeste gevallen hun identificeren  
benzine als de "bovenste laag afschrikking  
Gent benzine "normen.  
Veel brandstoffen bevatten benzeen als oplosmiddel.  
Onverbrande benzeen is sterk gekoppeld aan  
Bepaalde vormen van kanker. Als u in een gebied woont  
Waar u uw eigen gastank moet vullen, neemt u mee  
voorzorgsmaatregelen. Deze kunnen zijn:  
Sta tegen de wind op weg van de vulstof Noz-  
Zle tijdens het tanken  
Illustratie 1: Octane label van het monsterpomp van de brandstofpomp19  
.
Alleen tanken bij benzinestations met damp  
herstelsystemen die de mond volledig afdichten  
van de vulhals tijdens het tanken  
Informatie over het wasmiddel voor topniveau  
Benzine is beschikbaar bij  
Neopreen -handschoenen dragen tijdens het hanteren van een  
Brandstofvulmondstuk.  
19  
AKI (Anti Knock Index) is een gemiddelde waarde van RON (onderzoek octaannummer) en MON (motorische octaannummer) - (Ron)+(Mon)/2  
Voor aanvullende informatie - zie de service- en garantieboekje van de auto.  
20  
}}  
425  
 
Beginnen en rijden  
||  
kan een goed idee zijn om over te schakelen naar een hogere-  
octaanbrandstof (Aki1991 of hoger) of om over te schakelen naar  
een ander merk benzine om volledig te gebruiken  
liz de motorcapaciteit van het voertuig en optimaliseer  
tractie.  
Gebruik van additieven  
Emissiecontroles  
Met uitzondering van gaslijn antivries  
ing wintermaanden, voeg geen oplosmiddelen toe, dikke  
eners, of andere in de winkel gekochte additieven aan uw  
De brandstof-, koel- of smeersystemen van het voertuig.  
Overmatig gebruik kan uw motor beschadigen, en sommige  
van deze additieven bevatten organisch vluchtig  
chemicaliën. Stel jezelf niet onnodig bloot  
aan deze chemicaliën.  
Drieweg katalytische converter  
Houd uw motor goed afgestemd. Zeker  
Motorstoringen, met name met betrekking tot  
de elektrische, brandstof- of distributeurontsteking  
systemen, kunnen ongewoon hoge drie-  
Wegkatalytische convertertemperaturen. Doen  
Blijf uw voertuig niet bedienen als u  
Motor misfire, merkbaar verlies van detecteren  
macht of andere ongebruikelijke operationele omstandigheden  
tions, zoals oververhitting van de motor of back-  
schieten. Een goed afgestemde motor zal helpen  
Vermijd storingen die het kunnen beschadigen  
Drie-weg katalytische converter.  
Gerelateerde informatie  
WAARSCHUWING  
Draag nooit een mobiele telefoongeschakeld  
opTijdens het tanken van uw voertuig. Als de  
Telefoonringen, dit kan een vonk veroorzaken  
kunnen benzine -dampen ontsteken, wat resulteert in brand  
en letsel.  
Parkeer uw voertuig niet over brandbaar  
materialen, zoals gras of bladeren, die  
kan in contact komen met de hot  
uitlaatsysteem en veroorzaken dergelijke materialen  
om te ontsteken onder bepaalde wind en weer  
voorwaarden.  
WAARSCHUWING  
Koolmonoxide is een giftige, kleurloze,  
en reukloos gas. Het is aanwezig in alle uitlaat  
gassen. Als je ooit uitlaatgassen ruikt  
Zorg ervoor dat de passagier in het voertuig is  
compartiment is geventileerd en onmiddellijk  
retourneer het voertuig naar een getrainde en  
gekwalificeerde Volvo Service Technician voor Cor-  
Recion.  
Overmatig starter afloopt (groter dan  
een minuut), of een met tussenpozen schieten of  
Overstroomde motor kan drieweg cata-  
lytische converter of uitlaatsysteem over-  
verwarming.  
Onthoud dat het knoeien of niet-auteur-  
iZed -wijzigingen in de motor, de  
Motorbesturingsmodule, of het voertuig kan  
illegaal zijn en kan drieweg cata-  
lytische converter of uitlaatsysteem over-  
Veeleisend rijden  
In veeleisende rijomstandigheden, zoals  
Bij het slepen van een trailer of rijden bij warm weer  
of voor langdurige periodes op grote hoogten, het  
19  
AKI (Anti Knock Index) is een gemiddelde waarde van RON (onderzoek octaannummer) en MON (motorische octaannummer) - (Ron)+(Mon)/2  
426  
 
Beginnen en rijden  
verwarming. Dit omvat: het wijzigen van brandstof injec-  
instellingen of componenten, wijzigen  
Emissiesysteemcomponenten of locatie  
of het verwijderen van componenten, en/of herhaald  
Gebruik van lood brandstof.  
gespeeld in het instrumentenpaneel. Volg de  
Aanbevelingen gegeven door te verminderen  
snelheid of het veilig stoppen van het voertuig en  
de motor een paar minuten laten inactief zijn  
Laat de transmissie afkoelen.  
Oververhitting van de motor en  
overdragen  
In bepaalde rijomstandigheden, zoals rijden  
In bergachtige gebieden of warm weer is er  
een risico van de motor of oververhitting van de transmissie  
ing, vooral bij het dragen van zware ladingen.  
Als het voertuig oververhit begint te worden, is de lucht  
Conditionering kan tijdelijk worden omgeschakeld  
uit.  
Motorvermogen kan tijdelijk beperkt zijn.  
Verwijder alle hulplichten die zijn gemonteerd  
Voorkant van het rooster tijdens het rijden in heet  
weer.  
Ongedreven brandstof is vereist voor voertuigen met  
Drie-weg katalytische converters.  
Na een langdurige periode van rijden  
eisende voorwaarden, schakel de  
motor onmiddellijk na het stoppen.  
Als de temperatuur in de motor wordt gekoeld  
systeem wordt te hoog, een waarschuwingssymwist  
Bol verschijnt in het instrumentenpaneel  
Samen met de boodschapMotor  
temperatuur hoge temperatuurstop  
veilig. Overtrekken naar een veilige locatie en laat  
de motor een paar minuten inactief om af te koelen  
omlaag.  
Verwarmde zuurstofsensoren  
De verwarmde zuurstofsensoren bewaken de oxy-  
Gen -gehalte van de uitlaatgassen. Lezingen  
worden ingevoerd in een controlemodule die continu  
Moniteert de motorfuncties en regelt brandstof  
injectie. De verhouding brandstof tot lucht in de motor  
wordt continu aangepast voor efficiënte verbranding  
Om schadelijke emissies te verminderen.  
Het is normaal dat de koelventilator van de motor  
Korte tijd bedienen nadat de motor is  
uitgeschakeld.  
Symbolen in het instrumentenpaneel  
Als het berichtMotortemperatuur  
Hoge temperatuur schakel de motor uitof  
Motor koelvloeistofniveau laag, schakel uit  
motorwordt weergegeven, stop het voertuig en  
Schakel de motor uit.  
Gerelateerde informatie  
Symbool betekenis  
Hoge motortemperatuur. Volgen  
de gegeven aanbevelingen.  
Als de transmissie begint te oververhitten, een  
Alternatieve versnellingsverschuivingsprogramma zal zijn  
gekozen. Een geïntegreerde beschermende functie  
zal ook worden geactiveerd, het waarschuwingssymbool  
zal verlichten en de boodschap  
Laag koelvloeistofniveau. Volg de  
Aanbevelingen gegeven.  
Transmissie warm verminderen snelheid tot  
lagere temperatuurofTransmissie heet  
Stop veilig, wacht op afkoelenzal on-  
Transmissie heet/oververhit/  
koeling. Volg de aanbeveling  
verstrekte dations.  
}}  
427  
 
Beginnen en rijden  
||  
Gerelateerde informatie  
Batterijafvoer  
Spring begint een ander te gebruiken  
batterij  
Als de startbatterij wordt ontslagen, stroomt de stroom van  
Een andere batterij kan worden gebruikt om de voertuig te starten  
CLE.  
Koelvloeistof bijvullen (p. 582)  
De elektrische functies in het voertuigafvoer  
de batterij in verschillende mate. Vermijd het gebruik  
ontstekingsmodusIIWanneer de motor wordt geschakeld  
uit. Gebruik de ontstekingsmodusIIn plaats daarvan, zoals dit gebruikt  
Minder elektrische stroom.  
Merk op dat bepaalde accessoires ook kunnen weglopen  
vermogen van het elektrische systeem. Gebruik niet  
functies die veel elektrische stroom gebruiken  
Wanneer de motor wordt uitgeschakeld. Voorbeelden van  
Dergelijke functies zijn:  
blazer  
koplampen  
ruitenwissers  
Audiosysteem (vooral bij hoog volume).  
Als de spanning van de starter -batterij laag is, is een bericht  
wordt weergegeven in het display van de bestuurder. De voertuigen  
energiebesparende functie wordt dan uitgeschakeld of  
verminder bepaalde functies, zoals de ventilator  
en/of het audiosysteem.  
Jumper -kabelverbindingspunten. Motorcompart-  
Het uiterlijk kan variëren, afhankelijk van het voertuig  
Model- en apparatuurniveau.  
Om kortsluiting of andere schade te voorkomen, de  
De volgende stappen worden aanbevolen wanneer je springt  
De batterij starten met behulp van een andere batterij:  
Laad de batterij op door de motor te starten  
en laat het minimaal 15 minuten lopen (driv-  
ing laadt de batterij sneller op dan het laten  
de motor stationair).  
1. Put het ontsteking in de modus0.  
2. Maken zeker de hulpbatterij (de vleermuis-  
Tery werd gebruikt om te beginnen met het starten van de ontladen  
Batterij) heeft een spanning van 12 volt.  
Gerelateerde informatie  
Start batterij (p. 585)  
428  
 
Beginnen en rijden  
3. Als De hulpbatterij bevindt zich in een ander voertuig,  
Schakel de motor van dat voertuig uit en maak  
zeker dat de voertuigen niet raken  
elkaar.  
10. Start de motor van het assisterende voertuig  
en laat het een paar minuten lopen op een hogere  
stationair snelheid dan normaal, ongeveer  
1500 tpm.  
WAARSCHUWING  
Hoge spanning kan gevaarlijk zijn als ze worden behandeld  
onjuist. Raak niets aan op de vleermuis  
teries die hierin niet duidelijk worden beschreven  
Handleiding voor de eigenaar.  
4. klem de rode jumperkabel op de auxil-  
De positieve (+) terminal van Iary Battery (1).  
11. Start de motor van het voertuig met de  
dode batterij.  
Gebruik nooit een 48 V -ondersteuningsbatterij  
Jump start het voertuig.  
Externe elektrische apparatuur mag dat niet  
onder geen enkele omstandigheid verbonden  
naar de 48 V -batterij.  
Sluit de springkabel voorzichtig aan op vooraf  
Kortcircuits openen met andere componenten  
in het motorcompartiment.  
Raak de verbindingen tussen de  
kabel en het voertuig tijdens de start  
poging. Risico van vonken.  
Alleen een workshop kan vervangen of per-  
formulier service op de 48 V -batterij - een  
geautoriseerde Volvo-workshop is aanbevolen  
hersteld.  
5. Vouw terug de dekking over uw voertuigen  
Positieve (+) Jump Start Terminal (2).  
12. Verwijderen de trui kabels in het omgekeerde  
volgordeeerst de zwarte kabels en vervolgens de  
Rode kabels.  
6. klem het andere uiteinde van de rode trui  
Kabel naar de positieve (+) sprong van uw voertuig  
Start terminal (2).  
Zorg ervoor dat geen van de klemmen van de  
Black Jumper -kabels komen in contact  
Met de positieve (+) jump start van beide voertuigen  
terminals of een van de rode trui  
Cable's aangesloten klemmen.  
WAARSCHUWING  
Stelling 65 WAARSCHUWING!Batterij  
Berichten, terminals en gerelateerde accessoires  
bevatten lood- en loodverbindingen, chemi-  
cals bekend bij de staat Californië  
Kanker en reproductieve schade veroorzaken. Wassen  
Handen na het hanteren.  
7. klem de zwarte jumperkabel op de  
De negatieve (-) terminal van de hulpbatterij (3).  
8. klem het andere uiteinde van de zwarte trui  
Kabel naar de negatieve (-) grond van uw voertuig  
punt (4).  
9. Maken zeker dat de jumperkabels veilig zijn  
gehecht om vonken te helpen voorkomen  
Spring beginnen.  
}}  
429  
Beginnen en rijden  
||  
Ondersteuning van de batterij (p. 589)  
WAARSCHUWING  
Batterijen genereren waterstofgas,  
die ontvlambaar en explosief is.  
Als de startbatterij is ontslagen  
voor zover het voertuig niet heeft  
Normale elektrische functies en de motor  
moet dan met een externe op gang worden gebracht  
batterij of een batterijlader, de start/stop  
functie kan geactiveerd blijven. Als het begin/  
Stop de functie kort daarna automatische stops  
de motor, er is een enorm risico dat auto-  
Start van de motor zal mislukken vanwege de insuffi-  
Cient batterijcapaciteit sinds de batterij had  
Geen tijd gehad om op te laden.  
Sluit de jumperkabel niet aan op  
elk deel van het brandstofsysteem of voor een  
Bewegende delen. Vermijd het aanraken van heet  
verdeelstukken.  
Batterijvloeistof bevat zwavelzuur. Doen  
Laat batterijvloeistof geen contact opnemen met de ogen,  
Huid, stoffen of geschilderde oppervlakken.  
Als er contact optreedt, spoelt u de getroffen door  
Gebied onmiddellijk met water. Verkrijgen  
medische hulp onmiddellijk als ogen zijn  
aangetast.  
Als het voertuig is gestart of als  
Er is niet genoeg tijd geweest voor de  
Batterij die moet worden opgeladen met een batterij  
oplader, de start/stop -functie zou moeten zijn  
tijdelijk gedeactiveerd tot de batterij  
is opgeladen door het voertuig. Bij een  
omgevingstemperatuur van ongeveer +15 ° C  
(ongeveer 60 ° F), de batterij moet worden opgeladen  
door het voertuig gedurende minstens een uur. Bij  
lagere omgevingstemperaturen, het opladen  
De tijd kan toenemen tot 3-4 uur. Het is advisa-  
ble om de batterij op te laden met een externe  
Batterijlader.  
Stel nooit de batterij bloot om vlam te openen  
of elektrische vonk. Rook niet dichtbij  
de batterij. Het niet volgen van de  
Instructies voor het starten van Jump kunnen leiden  
aan letsel.  
Gerelateerde informatie  
Het stuur instellen (p. 198)  
430  
Beginnen en rijden  
2. Druk op de knop en release - druk op  
te lang op de knop kan de  
Liften van het uitklappen.  
Intrekbare trekhaak*  
De trekhaak intrekken  
1. Open de achterklep. Druk op de knop op de  
Achter, rechterkant van de vrachtcompart-  
ment en release. Te lang ingedrukt  
De knop kan voorkomen dat de trekhaak  
vouwen.  
De intrekbare trekhaak is ontworpen om te worden gebruikt  
om een ​​trailer te slepen of een fietshouder te monteren. De  
Haply kan eenvoudig worden ingetrokken of uitgebreid als  
nodig. Wanneer het wordt ingetrokken, is de trekhaak  
ter plekke verborgen.  
> De Hitch zal automatisch neerklappen  
naar de ontgrendelde positie en de indica-  
Tor Light in de knop flitsen oranje.  
De trekhaak uitklappen  
1.  
> De trekhaak zal uitklapen en naar een  
Ontgrendelde positie - de indicatielamp  
Zal oranje flashen. De Hitch is klaar om  
worden verplaatst naar de vergrendelde positie.  
3.  
Open de achterklep. Er is een knop voor  
De trekhaak aan de rechterkant bedienen  
aan de achterkant van het vrachtcompartiment.  
Gestage oranje verlichting van de indi-  
catorlicht in de knop laat zien dat de  
vouwfunctie is actief.  
Verplaats de trekhaak naar zijn eindpositie, waar het  
Zal op zijn plaats worden vergrendeld - de indicatielamp zal  
Glow gestaag oranje.  
> De Hitch is nu klaar voor gebruik.  
}}  
* Optie/accessoire. 431  
 
Beginnen en rijden  
||2.  
Zorg ervoor dat er geen adapter is in de  
elektrische socket of afneembare balgedeelte  
gemonteerd wanneer de sleepbar wordt gevouwen.  
Verwijder de fietshouder uit de sleepbar  
wanneer het niet wordt gebruikt.  
Met liften gemonteerde fietshouder  
Bevestig de trekhaak in positie door hem te duwen  
Terug naar zijn ingetrokken positie onder de  
Bumper, waar het op zijn plaats zal vergrendelen.  
De gewichtslimieten voor trailers en sleepbar-  
Gemonteerde accessoires verschillen. Een apart  
Limiet is van toepassing voor elk. Deze sleepbar is alleen  
Ontworpen voor op Towbar gemonteerde fietshold-  
ers. Alle andere accessoires zijn niet geschikt.  
> De indicatielampje in de knop zal  
nu gestaag gloeien als de trekhaak  
Recht vergrendeld in de ingetrokken positie.  
Volvo beveelt alleen aan met Volvo Origi-  
NAL -accessoires. Volg de instructies  
geleverd met het product.  
Voordat u de fiets op de fiets monteert  
houder, houd er rekening mee dat:  
Gebruik nooit sleepbaradapters of sleepbar  
uitbreiding  
Het maximale gewicht voor de fiets  
Holder inclusief fietsen is 130 lbs/60 kg.  
Bijvoorbeeld: houder 40 lbs + fiets 30  
lbs + fiets 30 lbs = 100 lbs totaal> ok  
Gebruik alleen de balbevestiging om te slepen. Niet  
Monteer accessoires direct op de bal  
monteren. Gebruik accessoires die zijn ontworpen om  
worden gemonteerd op het vierkant van de trekhaak  
Beugel. Gebruik geen accessoires  
Ontworpen om te worden beveiligd rond de bal  
monteren.  
Monteer niet meer dan twee fietsen  
Het zwaartepunt mag de  
Afmetingen:  
1. 613 mm (24 1/7 ")  
2. 642 mm (25 2/7 ")  
432  
Beginnen en rijden  
De fietshouder laden  
Afneembare sleepbar*  
Volvo beveelt het gebruik van Volvo Towbars aan  
die speciaal zijn ontworpen voor het voertuig.  
De balhouder installeren  
Hoe groter de afstand tussen de belasting en  
de fietshouder, hoe groter de belasting op de  
hapering en op het voertuig.  
1. Als noodzakelijk, haal de cotterpen van  
de vergrendelingsbout en schuif de vergrendelingsbout  
Uit de Towbar -montage.  
Houd de volgende punten in gedachten:  
2. Schuif de balhouder in de sleepbar  
montage.  
De optionele afneembare trailer -trekhaak kan mei  
niet beschikbaar zijn op alle markten of bij al met al  
modellen. Raadpleeg uw Volvo -retailer.  
Monteer de zwaarste fiets die het dichtst bij de  
voertuig.  
3. Uitlijning het gat in de balhouder met de  
een in de Towbar -montage.  
Monteer indien mogelijk de fietsen symmetri-  
cally, zo dicht mogelijk bij het midden van  
het voertuig.  
4. Schuif De vergrendelingsbout door de trek  
Montage/balhouder.  
Verwijder losse objecten uit de fiets,  
zoals manden, batterijen of kinderzitjes.  
Dit helpt de belasting op de trekhaak te verminderen  
en de fietshouder.  
5. Invoegen de cotter pin in het gat aan het einde  
van de vergrendelingsbout.  
WAARSCHUWING  
Plaats geen dekking over de fiets als  
Dit kan leiden tot een verhoogde belasting op de  
liften.  
Zorg ervoor dat de sleepbar veilig is vergrendeld  
in positie voordat u iets aan bevestigt  
Het.  
Gerelateerde informatie  
Bevestig altijd de veiligheidsdraad van de trailer  
stevig naar de veiligheidsdraad van de sleepkarren  
Bevestigingsbeugel.  
Balhouder  
Cotterpen  
Het verwijderen van de balhouder  
Trekmontage  
Vergrendelingsbout  
1. Verwijderen de cotterpen van de vergrendeling  
schuif en schuif de vergrendelingsbout uit de  
balhouder/sleepbar.  
Veiligheidsdraadbevestiging  
2. Trek de balhouder uit de sleepbar  
montage.  
}}  
* Optie/accessoire. 433  
 
Beginnen en rijden  
||  
Rijden met een trailer  
WAARSCHUWING  
Er zijn een aantal dingen om te overwegen  
Bij het slepen van een trailer, zoals de sleepbar, de  
trailer en hoe de belasting wordt verdeeld in de  
Trailer.  
Lading-larry capaciteit wordt bepaald door de  
het stoepgewicht van het voertuig. Het totale gewicht van allemaal  
Passagiers en geïnstalleerde accessoires, b.v.  
TOWBAR, vermindert het lading van het voertuig  
capaciteit door de overeenkomstige hoeveelheid.  
Er kan schade op de sleepbar optreden als dit zo is  
niet correct gebruikt of indien onjuist of defect  
Accessoires worden gebruikt, zoals:  
Overbelasting van accessoire.  
Gebruik van onjuist of defect accessoire.  
Accessoire gebruikt voor een onjuiste pur-  
pose.  
Gebruik van gewichtsdistributie sleepsystemen  
Hij heeft.  
ToWbars die op het voertuig worden gebruikt, moeten zijn  
goedgekeurd voor het toepasselijke gebruik.  
Onjuist gepositioneerde balbevestiging; zien  
Geometrische limieten voor de sleepbar.  
De balbevestiging moet binnen de geometrische vallen  
Limieten voor de sleepbar, voor beide afstand En  
Verdeel de lading op de trailer zodat  
Het gewicht op de sleepbar voldoet aan  
Het gespecificeerde maximale sleepballgewicht.  
Het tonggewicht wordt berekend als onderdeel van  
de lading van het voertuig.  
hoogte . Geometrische limieten worden beschreven op een  
Type plaat gelegen op de sleepbar.  
De balhouder opbergen  
WAARSCHUWING  
Gerelateerde informatie  
Verhoog de bandenspanning naar de aanbeveling  
herstelde druk voor een volledige belasting.  
Wanneer niet in gebruik, de afneembare balhouder  
moet altijd goed worden opgeborgen in de  
aangewezen locatie onder de vloer van de  
vrachtcompartiment.  
De motor wordt onderworpen aan meer belasting dan  
gewoonlijk bij het slepen van een trailer.  
Sleepcapaciteit en tonggewicht  
(p. 636)  
Een aanhangwagen trekken beïnvloedt de han-  
Dling, duurzaamheid en rij -economie.  
Rijden met een trailer  
Bij het slepen van een trailer, de originele balhouder  
of equivalent moet worden gebruikt.  
Rijd niet met een zware trailer wanneer de  
Voertuig is erg nieuw. Wacht tot de kilometerstand  
heeft minstens 1000 km (620 mijl) bereikt.  
Op lange en steile downgrades, de voertuig  
De remmen van CLE worden aan veel meer onderworpen  
laden dan normaal. Bij het handmatig verschuiven,  
Verwijder en pas de snelheid aan.  
434  
* Optie/accessoire.  
 
Beginnen en rijden  
Volg de toepasselijke voorschriften met betrekking tot  
toegestane snelheid en gewicht.  
Bumper-aangetaste trailer Hitches Must  
niet worden gebruikt op Volvos, noch mag  
Veiligheidsketens worden bevestigd aan de  
bumper.  
Extreme weersomstandigheden, slepen een  
Trailer, grote hoogte en lagere brandstofkwaliteit  
dan aanbevolen zijn factoren die dat kunnen  
de brandstofconfiguratie van het voertuig aanzienlijk verhogen  
SUMPTION.  
Rijd langzaam bij het slepen van een trailer op een  
lange en steile helling.  
De maximale trailergewichten die alleen worden gegeven  
Solliciteer op hoogtes tot 1000 meter  
(3280 voet) boven zeeniveau. Bij hogere alti-  
tudes, motorvermogen (en dus de voertuig  
Cle's klimvermogen) is verlaagd door  
de verminderde luchtdichtheid en het maximum  
Het gewicht van de aanhangwagen moet daarom worden verminderd.  
Het gewicht van het voertuig en de trailer moet  
Wees voor elke extra met 10% verlaagd  
1000 m (3280 voet) of een deel daarvan.  
Trailer hapert zich aan het voertuig  
Achteras mag niet worden gebruikt.  
Trailergewichten  
WAARSCHUWING  
Verbind nooit de hydraulische trailer  
remsysteem rechtstreeks naar het voertuig  
remsysteem, noch de verlichting van een trailer  
systeem rechtstreeks naar de voertuigverlichting  
systeem. Raadpleeg uw dichtstbijzijnde auteur-  
Ized Volvo-retailer voor correcte installatie  
tie.  
Houd u aan de aanbevelingen  
Voorzag voor trailergewicht. Als de aanbeveling  
Mendaties worden niet gevolgd, het voertuig  
en trailer kan moeilijk te controleren zijn tijdens  
ontwijkende manoeuvres en remmen.  
Rijd niet met een trailer op hellingen van  
Meer dan 12%.  
Bij het slepen van een trailer, de trailer  
Veiligheidsketens of draad moeten correct zijn  
vastgemaakt aan de bijlage punten pro-  
Geveld in de trailer trekhaak op het voertuig.  
De veiligheidsketen of draad mag dat nooit zijn  
bevestigd aan of gewikkeld rond de sleep-  
ing ball.  
Vermijd overbelasting en ander onjuist gebruik.  
De remmen van de trailer moeten in evenwicht zijn met  
de remmen van het voertuig om te zorgen voor veilig  
Stops (volg de toepasselijke lokale voorschriften).  
De opgegeven maximale trailergewichten zijn  
die toegestaan ​​door Volvo. Nationale voertuig  
voorschriften kunnen aanvullende beperkingen vaststellen  
op trailergewicht en snelheid. De trailer  
Hapes kunnen worden gecertificeerd voor hogere slepen  
gewichten dan het voertuig is toegestaan  
slepen.  
Om het slepen van een trailer in een voertuig te vergemakkelijken  
Uitgerust met pneumatische ophanging*,  
Selecteer:  
De optionele afneembare trailer -trekhaak kan mei  
niet beschikbaar zijn op alle markten of bij al met al  
modellen. Raadpleeg uw Volvo -retailer.  
Dynamische aandrijfmodus, of  
Zelfnivellerende ophanging*  
deOphangingscontrole Dynamisch  
instelling in individuele aandrijfmodus.  
Het zelfnivellerende systeem van het voertuig probeert  
Houd het voertuig toch op een constant niveau  
van belasting (tot het maximaal toegestane gewicht).  
Wanneer het voertuig stationair is, de achterkant van  
}}  
* Optie/accessoire. 435  
Beginnen en rijden  
||Het voertuig zal enigszins worden verlaagd, dat is  
Gerelateerde informatie  
Trailer stabiliteit Assist*  
normaal.  
Trailer Stability Assist (TSA21) is een functie  
ontworpen om een ​​voertuig te stabiliseren dat is  
Een trailer slepen wanneer het voertuig en de trailer  
zijn begonnen te zwaaien. De functie maakt deel uit van  
het elektronische stabiliteitscontrolesysteem  
Rijden op heuvelachtig terrein of warm weer  
In bepaalde omstandigheden bestaat er een risico op over-  
Verwarming tijdens het rijden met een trailer. Als oververhitting-  
ing van het motor- en aandrijfsysteem wordt gedetecteerd,  
Een waarschuwingssymbool zal verlichten in de instu  
mentpaneel en een bericht verschijnen.  
Sleepcapaciteit en tonggewicht  
(p. 636)  
Esc22  
.
Redenen voor zwaaien  
Een voertuig dat een trailer sleept, kan beginnen te zwaaien  
om verschillende redenen. Normaal gesproken gebeurt dit alleen  
bij hoge snelheden. Als de trailer echter over-  
geladen of ongelijk verdeeld, b.v. te ver  
Terug bestaat er een risico op zwaaien, zelfs op laag  
snelheden.  
De automatische transmissie selecteert de opti-  
Mal Gear voor de huidige belasting en motor  
snelheid.  
Steile hellingen  
Vergrendel de automatische transmissie niet in een  
hogere versnelling dan wat de motor aankan‒  
Het heeft niet altijd de voorkeur om hoog te rijden  
Verzekeringen bij lage toerental.  
Zwaaien kan worden veroorzaakt door factoren zoals:  
Het voertuig en de trailer worden geslagen door een plotselinge,  
Sterke zijwind.  
Parkeren op een heuvel  
1. Depressief het rempedaal.  
Het voertuig en de trailer reizen op een  
ongelijke weg of over een hobbel.  
2. Toepassen De parkeerrem.  
3. Put de tandwielselector inP.  
4. Release het rempedaal.  
Plotselinge bewegingen van het stuurwiel.  
Zodra zwaaien is begonnen, kan het moeilijk zijn of  
onmogelijk om het te stoppen. Dit maakt het voertuig  
en trailer moeilijk te beheersen en er is een risico  
van het opduiken van tegenliggers of wegrijden  
de weg.  
Leg tokkasten achter de wielen wanneer de voertuig  
CLE staat geparkeerd op een heuvel met een trailer bevestigd.  
Beginnend op een heuvel  
1. Depressief het rempedaal.  
Trailer Stability Assist Function  
2. Put de tandwielselector inD.  
Trailer stabiliteit helpt continu monitoren  
De bewegingen van het voertuig, met name lateraal  
bewegingen. Als het zwaaien wordt gedetecteerd, remmen de remmen  
3. Release De parkeerrem.  
4. Release het rempedaal en begin met rijden.  
436  
* Optie/accessoire.  
 
Beginnen en rijden  
worden individueel aangebracht op de voorwielen,  
die een stabiliserend effect op het voertuig heeft  
en trailer. Dit is vaak voldoende om de  
bestuurder om de controle over het voertuig terug te krijgen.  
Wanneer de stabiliteit van de trailer helpt  
is geactiveerd, het ESC -symbool  
wordt weergegeven in het instrument  
paneel.  
Trailer lichten controleren  
Zorg er bij het aansluiten van een trailer voor dat alles  
van de lichten op de trailer functioneren  
Voordat u begint te rijden.  
Als de trailer -stabiliteitsfunctie het eerst is  
Poging is niet voldoende om het zwaaien te stoppen  
Motie, de remmen worden op alle wielen aangebracht  
en motorvermogen wordt tijdelijk verminderd. Als  
De zwaaiende beweging begint af te nemen en  
Het voertuig en de trailer hebben opnieuw  
stabiel wordt, stopt TSA met het reguleren van de  
remmen/motorvermogen en de bestuurder herwint  
Controle van het voertuig.  
Trailer draai signalen en remlichten  
Als een of meer van de turn -signalen of rem  
Lichten op de trailer werken niet, een symbool  
en bericht wordt weergegeven in de instru  
mentpaneel. De andere lichten op de trailer  
moet eerder handmatig worden gecontroleerd door de bestuurder  
Het voertuig wordt aangedreven.  
Gerelateerde informatie  
Elektronische stabiliteitsregeling (p. 271)  
Symboolbericht  
Trailer draai indicator goed  
Draai indicator storing  
Trailer Stability Assist is gedeactiveerd als de  
Driver selecteert de sportmodus door deactivat-  
ing EscIn het menu-sys- van het centrumweergave  
Hij heeft.  
Trailer draai indicator links  
Draai indicator storing  
Trailer remlicht MALFUNC-  
tion  
Trailer Stability Assist kan niet ingrijpen als de  
Driver probeert het zwaaien te compenseren  
Motie door het stuur snel te bewegen,  
Omdat het systeem dan niet zal kunnen  
Bepaal of het de trailer is of de bestuurder veroorzaakt  
ing het wegen.  
Als een van de turn -signaallichten van de trailer dat niet is  
werkend, het draai signaalsymbool in de instru-  
mentpaneel zal ook sneller flitsen dan  
normaal.  
21  
Trailer stabiliteit Assist  
Elektronische stabiliteitsregeling  
22  
}}  
437  
 
Beginnen en rijden  
||  
3. Krijgen Uit het voertuig om de  
rekening.  
Trailer achterste mistlicht  
Slepen met behulp van een sleeplijn  
Dit gedeelte verwijst naar één voertuig dat wordt gesleept  
Achter een ander met behulp van een sleeplijn.  
Voordat u een ander voertuig sleept, controleert u de toepassing  
BLE -snelheidslimiet voorschriften.  
Wanneer een aanhangwagen is aangesloten, is de achterste van het voertuig  
mistlicht mag niet verlichten en mist licht achter  
functionaliteit wordt in plaats daarvan overgebracht naar de  
Trailer. Als dit het geval is, kijk dan om te zien of de  
Trailer is eerder uitgerust met een achterste mistlicht  
het activeren van de mistlichten van het voertuig tijdens het rijden  
met een trailer om een ​​veilige werking te garanderen.  
> Alles van de lichten op de trailer zullen beginnen  
knipperen, en dan afzonderlijk verlicht  
één voor één.  
4. Visueel Controleer dat alle lichten van de trailer  
werken correct.  
Voorbereidingen en slepen  
5. na Korte tijd, alle lichten van de trailer  
Zal opnieuw beginnen te knipperen.  
Trailer lichten controleren*  
Voertuigen met de kleine versnellingskeuze kan-  
niet van de P -positie verschuiven wanneer de  
Motor is uitgeschakeld. Neem contact op met een geautoriseerde Volvo  
workshop of een professionele slepende com-  
pany voor hulp die het voertuig sleept.  
Automatische cheque  
> De Lichtcontrole is voltooid.  
Wanneer de trailer is verbonden met de  
het elektrische systeem van het voertuig, de lichten kunnen zijn  
gecontroleerd door ze automatisch te activeren.  
Deze functie helpt de bestuurder te controleren dat de  
De lichten van de trailer werken eerder correct  
beginnen te rijden.  
De automatische controle uitschakelen  
De automatische lichtcontrole kan worden uitgeschakeld  
het middelste display.  
1.  
2. Tik Mijn auto Lichten en verlichting.  
KraanInstellingenin het bovenaanzicht.  
Om deze cheque uit te voeren, het voertuig  
moet worden uitgeschakeld.  
Merk op dat het voertuig altijd moet zijn  
Gesleept met de wielen naar voren rollen.  
3.  
UitkiezenAutomatische trailerlamp  
Rekening.  
1. Wanneer Een trailer is verbonden met de sleepbar,  
het berichtAutomatische trailerlamp  
Rekeningzal verschijnen in het instrumentenpaneel.  
Sleep geen voertuig met automatisch  
transmissie met een snelheid hoger dan  
80 km/u (50 mph) of voor een afstand  
Meer dan 80 km (50 mijl).  
Handmatige controle  
Als de automatische cheque is uitgeschakeld, is de  
Controle kan handmatig worden gestart.  
2. Erkennen het bericht door op te drukken  
deDEKnop aan de rechterzijde stuur  
wieltoetsenbord.  
1.  
2. Tik Mijn auto Lichten en verlichting.  
KraanInstellingenin het bovenaanzicht.  
> De Lichtcontrole begint.  
3.  
UitkiezenHandmatige trailer -lampcontrole.  
> De Lichtcontrole begint. Uitkomen  
het voertuig om de cheque uit te voeren.  
Gerelateerde informatie  
438  
* Optie/accessoire.  
 
Beginnen en rijden  
5. Keep de sleeplijn strak tijdens het slepen  
Voertuig vertraagt ​​door het aanbrengen van lichte pres-  
zeker van het rempedaal. Dit zal helpen  
Vermijd schokkende bewegingen.  
Het bevestigen en verwijderen van de  
WAARSCHUWING  
Sleep oogje  
OntstekingsmodusIImoet actief zijn - allemaal  
airbags worden gedeactiveerd in ontsteking  
modusI.  
Gebruik het sleepperje tijdens het slepen. Schroef  
het sleepoogje veilig op zijn plaats in de  
schroefdraaduitlaat achter het deksel aan de rechterkant  
Handzijde van de voor- en achter bumpers.  
6. Zijn bereid om de remmen aan te brengen om te stoppen  
het voertuig.  
Heb altijd de externe sleutel in de  
voertuig wanneer het wordt gesleept.  
Spring beginnen  
Als het voertuig is uitgerust met een sleepbar,  
Er is geen achterste bevestiging voor het slepen  
oog.  
Sleep het voertuig niet om de motor te starten. Gebruik  
een hulpbatterij als de oplaad van de startbatterij  
Niveau is zo laag dat de motor niet kan zijn  
begon.  
WAARSCHUWING  
De rem- en stuurservo's werken niet  
Als de motor is uitgeschakeld - duurt deze  
ongeveer 5 keer meer druk op de rem  
pedaal en besturing vereist veel meer  
inspanning dan normaal.  
Het slepen oogje bevestigen  
Proberen te slepen met de motor loopt  
kan leiden tot schade aan de drieweg  
Katalytische converter.  
1. Turn over de gevarenwaarschuwingsflitsen.  
2. Bevestig De sleeplijn naar het sleepperje.  
3. Put Het voertuig in ontstekingsmodusII- met-  
Uit op het rempedaal drukken, draai de start  
Knop met de klok mee en houd het daar ongeveer vast  
4 seconden. Laat de knop los, wat zal  
Keer automatisch terug naar zijn oorspronkelijke positie.  
Gerelateerde informatie  
Hazard Warning Flashers (p. 161)  
Haal het sleepoogtje eruit, dat is  
opgeslagen in een schuimblok onder de vloer in  
het vrachtcompartiment.  
4. Move de versnellingskeuze tot neutraal (n) en  
Laat de parkeerrem los.  
Als het batterijlaadniveau te laag is, is het dan  
is misschien niet mogelijk om de parkeergelegenheid vrij te geven  
rem. Sluit een hulpbatterij aan op de  
Voertuig als de batterij wordt ontslagen.  
> De sleepvoertuig kan nu beginnen met driv-  
ing.  
}}  
439  
 
Beginnen en rijden  
||  
4. Schroef het sleepoogje zo ver op zijn plaats  
mogelijk.  
Bevestig het oogje dat bijvoorbeeld wordt bevestigd door bijvoorbeeld,  
Een wielsleutel invoegen*Door het en  
Dit gebruiken als een hendel.  
Voorkant: verwijder het deksel door op te drukken  
het merkteken met een vinger.  
Achter: verwijder het deksel door op te drukken  
het merkteken met een vinger tijdens het vouwen  
de andere kant/hoek.  
> De Cover draait zich langs de middellijn en  
kan vervolgens worden verwijderd.  
> De Cover draait zich langs de middellijn en  
kan vervolgens worden verwijderd.  
Het is belangrijk dat het sleepoog is  
ZOVEEL MOGELIJK VEILIGE VERWIJDERD.  
440  
* Optie/accessoire.  
Beginnen en rijden  
Om te overwegen voordat u het sleepperje gebruikt  
Het slepen van het sleepper  
Herstel  
In bepaalde omstandigheden, het sleepper  
kan worden gebruikt om het voertuig op een flat-  
Bed sleepwagen. De positie van het voertuig en  
grondruimte bepaalt of dit pos-  
sible.  
Schroef het sleepperdicht na gebruik en  
stuur het terug naar de opslaglocatie in het schuim  
blok.  
Deze sectie verwijst naar het vervoer van het voertuig  
met een sleepwagen of soortgelijk voertuig.  
Bel een professionele sleepdienst voor assistent  
tance.  
Vervang het deksel op de bumper.  
In bepaalde omstandigheden kan het sleepper  
gebruikt om het voertuig op een flatbed te trekken  
vrachtwagen.  
Gerelateerde informatie  
Als de helling van de sleepwagen te steil is  
of als de grondklaring onder de voertuig  
Cle is onvoldoende en probeert het op te trekken  
Het gebruik van het slepende oogje kan leiden tot dam-  
leeftijd.  
Voor voertuigen uitgerust met nivellering  
trol*: Als het voertuig is uitgerust met pneumatisch  
schorsing, deze functie moet worden uitgeschakeld  
Voordat het voertuig op een sleepwagen wordt opgeheven.  
Het uitschakelen van de functie in het middendisplay.  
Toolkit (p. 530)  
Til het voertuig indien nodig op met de sleep  
het hefapparaat van de vrachtwagen in plaats van het gebruik van de  
Sleep oogje.  
1.  
KraanInstellingenin het bovenaanzicht.  
WAARSCHUWING  
2. Tik Mijn auto Parkeerrem en  
Oponthoud.  
Geen enkele persoon of object mag achter de  
sleepwagen wanneer het voertuig op wordt opgeheven  
het bed van de vrachtwagen.  
3.  
UitkiezenSchakel nivelleringscontrole uit.  
De locatie en de grondvrijheid van het voertuig  
Bepaal of deze op een sleepwagen kan worden opgetild. Als  
De helling van de sleepwagen is te steil of als  
De grondvrijheid onder het voertuig is  
onvoldoende, proberen het op te trekken kan het gevolg zijn  
in schade. In dit geval zou het voertuig moeten  
alleen worden opgeheven met de hefuitrusting van de sleepwagen  
ment.  
Het sleepoogtje is alleen bedoeld voor slepen-  
ing op wegen - niet voor het trekken van voertuigen van  
sloten of enig soortgelijk doel met betrekking tot  
ernstige stam. Bel een sleepwagen voor profes-  
Sional Assistance.  
}}  
* Optie/accessoire. 441  
 
Beginnen en rijden  
Homelink®wordt geleverd geïntegreerd in de achterste  
Bekijk spiegel. De homelink®Paneel bestaat uit  
Drie programmeerbare knoppen en een indicator  
Licht in de spiegel.  
Homelink®*23  
||  
WAARSCHUWING  
Homelink®24is een programmeerbare afstandsbediening  
trol, geïntegreerd in de elektrische systemen van het voertuig  
Tem, dat kan maximaal drie verschillende regelen  
Apparaten (bijv. Garagedeuropener, alarmsystemen-  
tem, buiten- en binnenverlichting) en daardoor  
Vervang de afstandsbedieningen hiervoor.  
Geen enkele persoon of object mag achter de  
sleepwagen wanneer het voertuig op wordt opgeheven  
het bed van de vrachtwagen.  
Voor meer informatie over Homelink®,  
1-800-355-3515.  
Het sleepoogtje is alleen bedoeld voor slepen-  
ing op wegen, en moetnietworden gebruikt om te trekken  
Voertuigen van sloten of een soortgelijke pur-  
pose met ernstige spanning. Bel een sleep  
Truck voor professionele hulp.  
Bewaar de originele afstandsbedieningen voor de toekomst  
programmeren (bijvoorbeeld voor gebruik in een ander voertuig).  
Het is ook raadzaam om de knoppro-  
Gramming als het voertuig wordt verkocht.  
Algemeen  
Gerelateerde informatie  
Merk op dat het voertuig altijd moet zijn  
Gesleept met de wielen naar voren rollen.  
Gerelateerde informatie  
De illustratie is generiek - het ontwerp kan variëren.  
Knop 1  
Knop 2  
Knop 3  
Indicatielicht  
23  
24  
Alleen bepaalde markten.  
Homelink en het Homelink House -symbool zijn geregistreerde handelsmerken van Gentex Corporation.  
442  
* Optie/accessoire.  
 
Beginnen en rijden  
Homelink programmeren®*25  
Volg deze instructies om te programmeren  
Homelink®reset alle programmering of pro-  
Gram individuele knoppen.  
1. Punt de afstandsbediening bij de  
Homelink®knop om te worden geprogrammeerd en  
Houd het ongeveer 2 vast-8 cm (1-3 inch) van de  
knop. Belemmeren de homelink niet®  
indicatielampje.  
3. Doe laat de knoppen niet los tot de indica-  
Tor Light is langzaam gestopt met knipperen  
(ongeveer een keer per seconde) en een van beide flitsen  
snel (ongeveer 10 keer per seconde) of  
gloeit gestaag.  
>Als het indicatorlicht gestaag gloeit:  
Indicatie dat programmeren com-  
plet. Druk op de geprogrammeerde knop  
twee keer om te activeren.  
Opmerking:Sommige afstandsbedieningen zijn meer  
effectief in het programmeren van Homelink®van  
Een afstand van ongeveer 15-20 cm (6-12  
inches). Houd dit in gedachten als u ervaart  
eventuele programmeerproblemen.  
In sommige voertuigen moet het ontsteking zijn  
of eerder in de "accessoire -positie"  
Homelink®kan worden geprogrammeerd of gebruikt. Het  
kan een goed idee zijn om nieuwe batterijen in te zetten  
de afstandsbediening wordt vervangen door  
Homelink®voor snellere programmering en  
Betere radiosignaaloverdracht. De  
Homelink®knoppen moeten eerder worden gereset  
programmeren.  
Als het indicatielampje snel flitst:  
Het apparaat wordt geprogrammeerd met  
Homelink®kan een beveiligingsfunctie hebben  
die een extra stap vereist. Poging  
Twee keer op de geprogrammeerde knop drukken  
om te zien of het programmeren  
werken. Ga verder met de  
volgende stappen.  
2. Druk op en houd beide de afstandsbediening vast  
knop en de homelink®knop om te zijn  
geprogrammeerd.  
WAARSCHUWING  
Terwijl Homelink®wordt geprogrammeerd,  
De garagedeur of poort wordt geprogrammeerd  
kan worden geactiveerd. Zorg ervoor dat niemand is  
bij de deur of poort tijdens het programmeren.  
Bij het programmeren van een garagedeuropener,  
Het wordt geadviseerd om buiten de garage te parkeren.  
25  
Alleen bepaalde markten.  
}}  
* Optie/accessoire. 443  
 
Beginnen en rijden  
||  
18003553515.  
Gerelateerde informatie  
Individuele knoppen programmeren  
Om een ​​individuele homelink te programmeren®knop:  
1. Druk op en houd de gewenste knop voor  
ongeveer 20 seconden.  
Wanneer het indicatorlicht op Homelink®  
begint langzaam te knipperen, het is mogelijk om te pro-  
gram zoals gewoonlijk.  
2.  
4. Zoek de knop "Training"26op de  
ontvanger voor de b.v. Garagedeuropener. Het  
bevindt zich meestal in de buurt van de antennebeugel  
op de ontvanger.  
Opmerking:Als de knop u opnieuw wordt geprogrammeerd  
Ming programmeert niet met een nieuwe  
apparaat, het keert terug naar de eerder  
opgeslagen programmering.  
5. Druk op en laat de knop "Training" los  
eenmaal. Programmering moet worden voltooid  
Binnen 30 seconden na het drukken  
ton.  
De Homelink resetten®knoppen  
Het is alleen mogelijk om alle Homelink te resetten®Maar-  
ton tegelijk. Het is niet mogelijk om individu te resetten  
ual -knoppen. Individuele knoppen kunnen alleen zijn  
herprogrammeerd.  
Druk op en laat de Homelink los®knop  
om te worden geprogrammeerd. Herhaal de pers/  
Houd/release -reeks een tweede keer vast. Voor  
Sommige ontvangers, de reeks moet dat mogelijk  
een derde keer worden herhaald.  
6.  
Houd de buitenste knoppen ingedrukt (1 en 3)  
op Homelink®ongeveer 10 seconden.  
> Wanneer Het indicatielampje gaat van a  
gestage gloed tot knipperen, de knoppen  
zijn gereset en zijn klaar voor  
herprogrammering.  
> Programmeren is nu voltooid en  
De garagedeur, poort, enz. Moeten nu  
worden geactiveerd wanneer het geprogrammeerd is  
knop wordt ingedrukt.  
Als u problemen ondervindt, programmeren  
Neem contact op met Homelink®bij:  
26  
De naam en kleur van de knop varieert afhankelijk van de fabrikant.  
444  
* Optie/accessoire.  
Beginnen en rijden  
Homelink gebruiken®*27  
Type goedkeuring voor Homelink®*28  
WAARSCHUWING  
Eens Homelink®is geprogrammeerd, het kan zijn  
gebruikt in plaats van de afzonderlijke afstandsbedieningen.  
Houd de programmeerknop ingedrukt. De  
Garagedeur, poort, alarmsysteem, enz.  
Geactiveerd (dit kan enkele seconden duren). Als  
De knop wordt meer dan 20 sec  
ONDS, herprogrammering begint. De indicator  
Licht zal gestaag gloeien of flitsen wanneer de but-  
Ton is ingedrukt. De originele afstandsbediening  
controles kunnen gelijktijdig worden gebruikt met  
Homelink®indien gewenst.  
Als u Homelink gebruikt®Om een ​​garage te openen  
deur of poort, zorg ervoor dat niemand in de buurt van de  
poort of deur terwijl het in beweging is.  
FCC (VS) en IC (Canada)  
Dit apparaat voldoet aan FCC -regels Deel 15  
en Industry Canada RSS-210. Operatie is  
Onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1)  
Dit apparaat veroorzaakt mogelijk geen schadelijke interfereer-  
ence, en (2) dit apparaat moet er iets accepteren  
Interferentie die kan worden ontvangen, inclusief  
interferentie die ongewenste opera kan veroorzaken  
tie.  
Gebruik geen Homelink®met alles  
Garagedeuropener die veiligheid mist  
Stop en keer de functies zoals nodig om  
door Amerikaanse federale veiligheidsnormen (dit  
Bevat elk garagedeuropenergodel  
vervaardigd vóór 1 april 1982). A  
garagedeur die geen  
Object - Signalering van de deur om te stoppen en  
Reverse - voldoet niet aan de huidige VS  
Federale veiligheidsnormen. Voor meer  
Informatie, neem contact op met Homelink op:  
WAARSCHUWING  
De zender is getest en com-  
Plies met FCC- en IC -regels. Veranderingen of  
Wijzigingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door  
De partij die verantwoordelijk is voor naleving zou dat kunnen  
de bevoegdheid van de gebruiker om de  
apparaat.29  
Wanneer het contact is uitgeschakeld,  
Homelink®zal tenminste actief zijn  
7 minuten.  
Gerelateerde informatie  
Type goedkeuring voor EU  
Homelink®kan niet worden gebruikt als het voertuig dat is  
vergrendeld en het alarm is bewapend*van de  
buiten.  
Gentex Corporation verklaart hierbij dat  
Homelink®Model Uahl5 voldoet aan de  
Richtlijn Radio Equipment 2014/53/EU.  
Golflengten waarbinnen de radio-uitrusting  
ment werkt:  
433.05MHz-434.79MHz <10MW E.R.P.  
868,00 MHz-868.60MHz <25MW E.R.P.  
27  
Alleen bepaalde markten.  
Alleen bepaalde markten.  
28  
29  
De term "IC:" voordat het certificerings-/registratienummer alleen betekent dat aan de industriële Canada technische specificaties is voldaan.  
}}  
* Optie/accessoire. 445  
 
Beginnen en rijden  
||  
868.70MHz-868.20MHz <25MW E.R.P.  
869.40MHz-869.65MHz <25MW E.R.P.  
869.70MHz-870,00 MHz <25MW E.R.P.  
Het activeren en deactiveren van de  
Kompas*  
Een geïntegreerd kompas30rechtsboven  
hoek van de achteruitkijkspiegel toont de  
richting Het voertuig reist.  
kompas*  
Een geïntegreerd kompas31rechtsboven  
hoek van de achteruitkijkspiegel toont de  
richting Het voertuig reist.  
Adres voor certificaathouder: Gentex Corpora-  
Tion, 600 North Centennial Street, Zeeland Mi  
49464, VS  
Het kompas wordt automatisch geactiveerd wanneer  
Het voertuig is gestart.  
Voor meer informatie, zoek naar ondersteuning voor ondersteuning  
Om het kompas handmatig te deactiveren/activeren:  
Gebruik een paperclip of soortgelijk object om te drukken  
de knop aan de onderkant van de spiegel.  
Gerelateerde informatie  
> IF het kompas wordt gedeactiveerd wanneer de  
Voertuig is uitgeschakeld, dat zal het niet zijn  
geactiveerd de volgende keer dat het voertuig is  
begon. Het kompas zal dan dat moeten  
handmatig worden geactiveerd.  
Achteruitkijkspiegel met kompas.  
Gerelateerde informatie  
Acht verschillende kompasrichtingen worden getoond  
met de afkortingen:N(noorden),Het is(noorden-  
oosten),EN(oosten),Met(Zuidoost),S(zuiden),SW  
(Zuidwest),IN(West) enNW(noordwesten).  
Gerelateerde informatie  
30  
31  
Achteruitkijkspiegel met kompas is alleen beschikbaar als optie op bepaalde markten en modellen.  
Achteruitkijkspiegel met kompas is alleen beschikbaar als optie op bepaalde markten en modellen.  
446  
* Optie/accessoire.  
 
Beginnen en rijden  
7.  
Voertuigen met verwarmde voorruiten*:AlsC  
wordt in het display weergegeven wanneer de wind-  
Afschermverwarmingsfunctie is geactiveerd, per-  
formulier stap 6 hierboven met de verwarmingsfunctie  
op.  
Het kompas kalibreren*  
1
2
De bol is verdeeld in 15 magnetische zones.  
Het kompas32moet worden gekalibreerd als de  
Voertuig wordt van de ene zone naar de andere gereden.  
15  
14  
3
1. Stop het voertuig in een grote, open ruimte weg  
van stalen constructies en hoogspanning  
elektriciteitsleidingen.  
13  
8. Herhaal de bovenstaande procedure indien nodig.  
4
12  
Gerelateerde informatie  
5
8
2. Start de motor en schakel alle electri-  
cal -apparatuur (klimaatsysteem, ruitenwissers,  
etc.) en zorg ervoor dat alle deuren gesloten zijn.  
11  
9
10  
6
7
Magnetische zones.  
4. Druk op de knop aan de onderkant van de  
spiegel herhaaldelijk tot de gewenste mag-  
Netic Zone (115) verschijnt (zie de kaart van  
magnetische zones).  
Kalibratie kan of zelfs niet worden geïnitieerd  
Als elektrische apparatuur niet wordt uitgeschakeld.  
3. Houd de knop aan de onderkant van de achterste  
Bekijk spiegel ongeveer 3 seconden ingedrukt  
(met bijvoorbeeld een paperclip). Het nummer van de  
De huidige magnetische zone wordt getoond.  
5.  
Wacht tot het display weer wordt weergegevenC, of  
Houd de knop ingedrukt op de onder-  
zijkant van de achteruitkijkspiegel voor ongeveer.  
6 seconden totCwordt weergegeven.  
6. Drive langzaam in een cirkel met een snelheid van NO  
meer dan 10 km/u (6 mph) tot een com-  
Pass -richting wordt weergegeven in het display. Dit  
geeft aan dat kalibratie voltooid is.  
Rijd nog twee keer in een cirkel om de  
stem de kalibratie af.  
32  
Achteruitkijkspiegel met kompas is alleen beschikbaar als optie op bepaalde markten en modellen.  
* Optie/accessoire. 447  
 
Audio, media en internet